Algoritmen bestormen kiezers op sociale media. Soms direct en herkenbaar, vaker door beeldvorming en context te vervormen in het voordeel van een kandidaat of een partij. Over machines die marchanderen.
Vroeger waren er partijen die massa’s mensen op de been wisten te brengen om zo verkiezingen te beïnvloeden. De massa werd aan het werk gezet door hen te laten folderen, debatteren en als het moest politieke concurrenten de straat of wijk uit te jagen. De organisatie zette de massa’s vanachter de schermen in, konkelde, regelde, sloot in en uit. Politieke machine, van extreem links tot extreem rechts, vergaarden zo macht en invloed. Nu dat kiesvolk zich in sociale netwerken laat omringen door gelijkgestemden, is over hun stem een virtuele strijd losgebarsten, met een eigen machinerie: de politieke bots.
Een bot is een geautomatiseerde interactie op sociale netwerken gebaseerd op algoritmen die reageren, informatie doorgeven of bewerken. Er zit geen mens achter de knoppen, de mens heeft het programma geschreven dat vervolgens wordt losgelaten op internet. De activiteiten van deze politieke bots worden al een tijdje gemonitord en de conclusies na de Amerikaanse verkiezingen liegen er niet om: nog nooit was er zoveel geautomatiseerde activiteit waargenomen.
Enkele cijfers: de verhouding tussen pro-Trump-bots en pro-Clinton-bots nam gedurende de verkiezingsstrijd toe: na het eerste debat was die verhouding 4:1 (voor elke vier Trump-bots was er één pro-Clinton-bot actief), op Election Day was dien verhouding 1:5. Bence Kollanyi, Philip N. Howard, en Samuel C. Woolley concluderen dat
The use of automated accounts was deliberate and strategic throughout the election, most clearly with pro-Trump campaigners and programmers who carefully adjusted the timing of content production during the debates, strategically colonized pro-Clinton hashtags, and then disabled activities after Election Day.
Phil Howard merkt in zijn Is Social Media Killing Democracy op dat sociale media niet meer de bron zijn voor informatie waarmee burgers in debat gaan met elkaar of op basis waarvan zij hun politieke keuzen maken, maar dat sociale media de structuur van dat debat bepalen: geen kwantitatieve, maar een kwalitatieve verandering dus. En daarin, stelt Howard, ligt de verantwoordelijkheid van sociale netwerken om de juiste informatie door te geven, besloten:
When it comes to news and information about politics, or public preferences on important social questions, Facebook has a moral obligation to share data and prevent computational propaganda. The Brexit referendum and US election have taught us that Twitter and Facebook are now media companies. Their engineering decisions are effectively editorial decisions, and we need to expect more openness about how their algorithms work. And we should expect them to deliberate about their editorial decisions.
Het is, volgens Howard, een academische, journalistieke en civiele taak om de algoritmen van Facebook of Twitter te doorgronden. Hoe werken deze beslisregels door in het propageren van (fake)nieuws? Welke groepen zijn daarvan slachtoffer? Facebook moet actief verspreiding tegengaan (lees hier mijn standpunt daarover). Facebook moet ook data delen: het netwerk blijkt in staat om eerder dan anderen trends waar te nemen. Uit data kan blijken dat peilingen ernaast zitten, aandacht van pers en media naar onderwerpen gaan waar mensen helemaal niet mee bezig zijn. De data waaruit dat blijkt, moet actiever worden gedeeld en geopenbaard.
Bots zijn de nieuwe, goedkope, voorspelbare en geduldige massa — de sociale netwerken het publieke domein waar stemmen kunnen worden gewonnen. De moderne politieke machine marchandeert met de waarheid. En het zijn er veel. Heel veel. De vraag rijst: te veel? Zijn alleen sociale netwerken nog in staat om het tij te keren of zijn er deliberatieve oplossingen denkbaar waarbij gebruikers onderling vaststellen wat wenselijk is en wat niet? De structuur voor zo’n debat ligt er — dat is het netwerk zelf. Gooi dat nu niet met het badwater weg.
Eén reactie
Goed geschreven stuk!