Wat hebben de bonnetjesaffaire in de UK, Noord-Korea en de Washington Post met elkaar gemeen? Voor het ontsluiten van de Britse affaire, het potdichte land en geheime informatie wordt gebruik gemaakt van alle voordelen die web 2.0 te bieden heeft. De informatiemonopolie van de overheid gaat aan diggelen.
State Department wordt er een beetje nerveus van. In een memo, gericht aan ruim veertien duizend medewerkers, waarschuwt de leiding van het ministerie voor een nieuw initiatief van de Washington Post. De krant gaat met een interactieve tool op internet gegevens van bedrijven verzamelen en publiceren. Niks mis mee, maar de bedrijven waar de krant zo in is geïnteresseerd verrichten vermoedelijk zeer geheim werk voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Mocht je op het State werken en door een journalist worden gebeld, instrueert de leiding alle medewerkers, verwijs de redacteur dan direct door naar de afdeling Communicatie op (202) 647-2492. Standard operating procedure: ontken noch bevestig berichten. De Amerikaanse Nationaal Coördinator Terrorisme Bestrijding heeft een soortgelijke oekaze de organisatie in gestuurd. Het initiatief van de Washington Post is een voorbeeld van weldoordachte inzet van web 2.0 om informatie te kunnen ontsluiten.
Curtis Melvin doet dat al een tijdje. Zijn blog North Korean Economy Watch legt het land bloot door gebruik te maken van Google Earth. Melvin speurt de kaarten af en vult die aan met andere – openbare – bronnen. Zijn kennis legt hij als een laag over de bestaande en openbare kaarten van het potdichte land. En ook The Guardian maakt gebruik van internettools om informatie los te peuteren die goed verstopt zat – de bonnetjesaffaire.
De krant kreeg 458.832 pagina’s declaraties toegezonden. Zonder enige index of indeling mochten journalisten ermee aan de slag. Onbegonnen werk. Daarom verzon de krant een tool waarmee iedereen aan de slag kon. Wie mee wilde doen kreeg (ad random) een aantal pagina’s toegewezen die je op je gemak kon bestuderen. Een handige tool bevraagt je vervolgens naar de bevindingen. 27.005 mensen bestudeerden zo 221.341 documenten en dat leverde een interessant staatje over het declaratiegedrag van de politici op.
Alledrie de casus hebben nog één ding gemeen: het informatiemonopolie lijkt hier aan diggelen te gaan. Het is bijna niet mogelijk om je te beschermen tegen publiek dat georganiseerd met jouw organisatie of zelfs land aan de slag gaat.
In Nederland moet de Wet openbaarheid van bestuur, tot nu toe de schaamlap van de democratie, dat informatiemonopolie formeel openbreken. Informeel blijft de overheid twee, drie stappen op de bevolking vooruit lopen. Ergens recht op hebben is nog niet hetzelfde als ook daadwerkelijk krijgen, merken journalisten dagelijks. En hoe kan je zonder context beoordelen dat de informatie die je hebt gekregen wel klopt of hetgeen is wat je daadwerkelijk zoekt?
Informatie behoeft een frame en media bieden die. Voor het verrijken van informatie kunnen ze vervolgens het publiek inschakelen. In dat publiek specialisten en doorzetters. Een heleboel. De eerste Amerikaanse poging om de die monopolie aan diggelen te behouden en herstellen, is het mailtje aan ruim 14.000 medewerkers. Wat als we nu eens allemaal gaan bellen met het nummer dat onderaan de mail staat? <<