Het raadslid zat klem: klem tussen een progressieve, linkse achterban die bezuinigingen op de maatschappelijke opvang slecht verteert enerzijds en een afspraak tussen de coalitiepartijen anderzijds. Als dan het vlammetje wordt opgestookt, is het zoeken naar een overtuigende afleidingsmanoeuvre. En die vond ze: in het gewraakte artikel dat de lokale journalist over het onderwerp had geschreven: want dat was niet alleen eenzijdig, maar er was geen wederhoor toegepast. Twee journalistieke doodzonden in één artikel. Ik had ze allebei gemaakt, hoorde ik haar zeggen.
Het is mij vaker verweten.
De boze bewoners baalde er van dat ik vanaf de perstribune de woorden van de wethouder in de krant had gezet. Die wethouder had bij hoog en laag volgehouden dat grondgebied minus het oppervlakte van een verweesde tennisbaan waarschijnlijk niet rendabel te ontwikkelen was. De bewoner was het daar niet mee eens. Hoe durfde ik dit in de krant te zetten zonder wederhoor. Hij zat immers langer in de stuurgroep die de ontwikkeling wilde tegenhouden dan de wethouder in het college. Er klopte helemaal niets van mijn stuk – ,,maar we gaan nu natuurlijk niet zo flauw doen om mij aan te laten wijzen waar de fouten zitten, mijnheer”. Die mijnheer was ik. Echt.
Een wethouder had mij eens verweten hem volledig te hebben overvallen met een stel studenten. De studenten hadden hun komst keurig van tevoren aangekondigd (anders was het gesprek helemaal niet mogelijk geweest), het te bespreken onderwerp was voorgelegd, de reactie op de conclusie na onderzoek aan de wethouder besproken. Die vond wat de studenten hadden gevonden onzin, goot die conclusie in wat diplomatiekere woorden en was uiterst verbaasd die de volgende dag terug te lezen. Want dat was natuurlijk niet de bedoeling: wederhoor plaats je niet in een krant!
De vreemdste interpretatie van wederhoor was ook de letterlijkste. Na een interview met een raad van de ondernemingsraad wilde de directie van een niet nader te noemen organisatie ook graag het bandje horen: een goede journalistieke praktijk immers, dat wederhoor. Dat ik het bandje weigerde te geven, maakte de situatie ,,voor de betreffende mijnheer van de ondernemingsraad toch wel heel vervelend”. Mijn voorstel om eerst de betreffende persoon eens te horen wat hij er van vond dat zijn gesprek door de voltallige directie werd teruggeluisterd – laten we dan wederhoor consequent doorvoeren – was “nergens voor nodig”. Twee dagen later was door een technische fout het gesprek gewist …
Zo ontstaan affaires.