Campagnes eindigen niet op de dag dat kiezers daadwerkelijk stemmen, maar emmeren door; niet zelden tot aan het Hooggerechtshof. Richard Hasen schreef er een ontluisterend boek over dat ik voor Election Desk recenseerde. Over die voting wars vond ik een documentaire (zie video).
U dacht dat de campagne stopte op de dag dat kiezers hun stem uitbrengen? Think again. Nixon liet inbreken in het hoofdkwartier van de Democratische Nationale Conventie nog voordat de verkiezingen plaatsvonden. Chuck McGee blokkeerde in New Hampshire (2002) telefoonnummers die aanhangers van Democratische kandidaten konden bellen om naar het stembureau te worden gebracht. Allemaal nog dirty tricks, allemaal nog onderdeel van de campagne zelf. Niet fraai, black ops wellicht, maar ons niet aan een enkeling voorbehouden – het was onderdeel van de strijd om de stem.
Gevecht | Nee, de echte innovatie kwam van Bush Jr. en Gore. Hun onderlinge strijd emmerde maar voort. Beiden vochten nog weken nadat iedereen had gestemd over de vraag of iedereen daadwerkelijk had gestemd en zo ja, of die stem dan ook was meegeteld (en op basis van welke criteria dan precies). Sindsdien zijn de regels en procedures (hopeloos gefragmenteerd over de vijftig Amerikaanse staten) van verkiezingen (wie mag stemmen, hoe, wanneer en waar) onderdeel van de politieke strijd zelf. Democraten en Republikeinen beseffen veel te kunnen winnen door het electoraat te overtuigen van hun gelijk en wie hen geen gelijk geeft, gewoon niet mee te laten doen. Door de aandacht te verleggen naar de regulering van de verkiezingen in plaats van de politieke inhoud.
Dirty tricks | De Republikeinen hadden de CRP (Nixons herverkiezingsvehikel uit 1972), de Democraten richtten het Secretary of State Project op. Doel: ‘… to protect our election from dirty Republican tricks’. Meer Democraten in swing states op deze gewilde positie dus. Want de Secretary of State heeft namelijk een belangrijke functie bij het bepalen van de uitkomst van verkiezingen op statelijk niveau. En Florida 2000 liet zien hoe handig het is om dan een partijgenoot te hebben die een handje kan helpen (in 2000 in de Flower State was dat de Republikeinse Katherine Harris). Miljardair George Soros betaalde 10.000 dollar voor het Democratische initiatief dat inmiddels van de aardbodem is verdwenen (en in Ohio 2006 de controversiële Jennifer Brunner parachuteerde).
Waarschuwing | Richard Hasen, hoogleraar politieke wetenschappen en recht aan de Universiteit van Californie, beschrijft deze en vele andere casus in The Voting Wars. From Florida 2000 tot the Next Election Meltdown. Omdat die election meltdown er op lokaal niveau wel al, maar nationaal sinds 2000 niet, is zijn waarschuwing voor 2016 niet voor dovemansoren. Hasen verwacht dat over drie jaar de electorale puinhoop compleet is. Hij ziet de verschuiving van voor naar na de verkiezingen met lede ogen aan en combineert knap politicologisch en juridisch inzicht in een litanie aan trucks (en tips) hoe een uitslag te beïnvloeden. Dat is niet altijd even eenvoudig (je moet goed blijven opletten); maar Hasens betoog is de investering waard.
Oorzaken | De beïnvloeding van de uitslag van verkiezingen door een strijd om de verkiezingsregels en het belang dat deze beïnvloeding zal gaan winnen, wijt Hasen (uitbater van het Election Law Blog) aan een aantal zaken: degenen die de uitslagen bepalen, zijn zonder uitzondering van een van de partijen (en dus bevooroordeeld); Democraten en Republikeinen maken zich allebei schuldig aan ongekend felle oorlogsretoriek; er is gewoonweg te veel te winnen om de voting wars te negeren; de regels zijn hopeloos gefragmenteerd (elke staat zijn eigen regels) en, ten slotte, zullen sociale media incidenten uitvergroten tot ongekende proporties. Gevolg van al deze elkaar versterkende zaken is een groeiend gebrek aan vertrouwen in verkiezingen als vehikel van de democratische rechtstaat – dus een gebrek aan vertrouwen in die democratische rechtstaat zelf.
Grote broek | Beide partijen maken zich hier trouwens schuldig aan. Democraten gillen moord en brand als kiezers hun stem niet kunnen uitbrengen en richten hun peilen vooral op de ‘draconische’ wetgeving (van Republikeinen) die in de strijd tegen kiezersbedrog het liefst overal in het land en bij alle verkiezingen een identificatieplicht willen invoeren. Probleem is dat met name de Democratische achterban geen geld of mogelijkheid heeft om aan de juiste papieren te komen (vaak gelden alleen speciale papieren). En als de identificatie het probleem niet is, dan zijn het de (niet of deels) getelde stemmen die Democraten in het verkeerde keelgat schieten. Er hoeft maar weinig mis te gaan of de ezel en de olifant zitten op de haverkist.
Activistisch | Hasen denkt dat beide partijen te hard van stapel lopen. Er zijn geen/nauwelijks voorbeelden van groot opgezette en uitgevoerde kiezersfraude door stemmers met een niet geldige of niet-kloppende identiteit, aldus Hasen. De zaken die worden aangespannen, zijn zonder uitzondering zaken die met zo’n plicht niet voorkomen hadden kunnen worden (denk aan het wegmoffelen van biljetten door officials). Het uitbrengen van een stem en het laten meetellen daarentegen, kan bij Hasen rekenen op meer steun. Maar, vraagt hij zich af, waarom gillen Democraten alleen moord en brand als ze een verkiezing verliezen?
Macht | Precies: de schade van al dat opportunisme voor de democratie is groter dan de kans dat een uitslag wordt hersteld. Meer rouwverwerking van een verlies en minder activisme om alsnog proberen een uitslag naar je hand te zetten. Alleen dan, hoopt Hasen, kunnen grote ongelukken worden voorkomen. Tot die tijd leest The Voting War als een waarschuwing voor al te electoraal enthousiasme. Democratie is weliswaar de macht aan het volk; essentieel is dan de vraag wie dat volk dan precies is en welke macht zij dan krijgt. En de antwoorden op beide vragen zijn sinds 2000 onderdeel van de Amerikaanse campagnes. <<
Deze post verscheen eerder op ElectionDeskUSA, 13 november 2013