Pas aangelegde duin met plukjes helmgras moet het Zeeuwse achterland bij Groede behoeden voor springtij. Als ik uit het raam kijk, zie ik ook waarom. Achter de kunstmatige duinen is het land zo vlak, dat de zee, eenmaal de duinen geslecht, met gemak tientallen kilometers landinwaarts zou kunnen trekken (en dat ook gedaan heeft, in 1953).
Soms lijkt een verhoogde weg met Sonnevelds rijen bomen nog een barrière. Maar het is te weinig om echt zeker te zijn. Ik snap die Zeeuwen wel met hun dijkenfetisj. ‘s Zomers de brakende menigte, het lallende Duits. ‘s Winters de koude trektochten langs het einde van Nederland. Allemaal achter die dijken. En na een heet of koud avontuur weer landinwaarts. Naar dat pure land. Wie de spreekwoordelijke geografie van Nederland wil zien, moet naar hier komen. Recht, aangeharkt, overzichtelijk, voorspelbaar en op het eerste gezicht welvarend.Ik kan niet achter de voordeuren van de dijkhuisjes kijken.
Zeeland. Godvrezende mensen. Niet zo vreemd ook. Ze wonen laag, lager dan die voortdurend dreiging van de zee boven hun hoofd. Altijd dat besef: er is iets groters dan wij. Dat moeten wij bestrijden, tegen houden, voortdurend mee onderhandelen. Als Randstedeling vergeet je dat. Daar is het leven geen uitkomst van die onderhandeling, maar een gegeven en met een spaarkaart te koop. Vlees komt uit het vleesvak, chocolademelk uit de chocoladekoe en als de natuur toeslaat, staat ons leven stil. Randstedelingen kunnen er niks mee.
En midden tussen die rust staat onze gi-gan-ti-sche villa. Voor twee gezinnen (met in totaal vier kinderen). Allemaal Randstedelingen. Prachtig. <<