Logisch: je ziet dagelijks berichten in de krant, items op televisie. Voor consumenten is nieuws een product, maar voor journalisten is het de afsluiting van een (lang en moeizaam) proces. En tussen product en proces zitten wezenlijke verschillen. Merken ook studenten Journalistiek en Nieuwe Media. Ze hobbelen van product naar product (van item naar item) en als ze een item af hebben, beginnen ze weer helemaal van het begin: zoeken naar bronnen, een idee, kortom: op zoek naar nieuws. Dat kost veel energie en leidt tot een stroom onsamenhangende artikeltjes.
Zonde.
Inmiddels is mijn gevleugelde motto dat niemand zijn nek over nieuws breekt. Het ligt niet ergens op straat, klaar voor consumptie. Nieuws is hard werken; je moet aan de slag om het te maken. Construeren dus. De vraag rijst: hoe? Een model dat ik mijn studenten heb voorgehouden: koppel incidenten aan ideeën aan invloed aan vragen en nieuws is de resultante. Nieuws als proces dus en maak zoveel mogelijk mensen van buiten daar onderdeel van. En in ieder geval alle andere journalisten op jouw redactie.
Heel kort het model.
Elke werkelijkheid heeft zijn incidenten; de gillende sirenes, de woedende raadsleden, de wethouder die een overtreding begaat. Je moet weten dat ze gebeuren, je moet er van op de hoogte zijn. Incidenten zijn grondstof van nieuws. Het zijn zaken die we allemaal zien, in het voorbijgaan. Incidenten zijn gebeurtenissen at face value. Ze hebben nog geen betekenis, behalve dat ze zijn gebeurd. Die duiding komt pas later. Maar wel nadat ze zijn waargenomen. Veel studenten zien nieuws als de waarneming van incidenten, maar dat is slechts een deel van een verhaal.
Want de werkelijkheid staat onder invloed van instituties, beleidsmakers, individuen. Journalisten moeten weten welke invloeden op die werkelijkheid inwerken. Ook zij vormen die werkelijkheid. Soms bijna onzichtbaar, soms met horten en stoten, soms vermomd als een incident dat dan geen incident is. Maar altijd met een effect of uitgebleven effect op die werkelijkheid en om dat effect gaat het.
Want over die werkelijkheid zijn vragen. Vragen van onze doelgroep. Zijn dit losstaande incidenten of is sprake van een verband (kwantitatief)? Hoe moet ik dit incident begrijpen (kwalitatief)? Wat betekent dit incident of dit verband (duiding)? Wat kunnen en/of moeten wij ermee (politiek)? Zijn dit bedoelde of onbedoelde effecten? Is dat onderscheid belangrijk? Hoe kunnen wij invloed krijgen/verbeteren/vergroten? Journalisten moeten die vragen optekenen – ze dienen voor de vorming van het idee.
Wie incidenten volgt, wie weet wie of wat invloed heeft op de werkelijkheid en de vragen van onze doelgroep over die werkelijkheid ook kent, schrijft geen verhalen meer (producten), maar bedrijft journalistiek (proces). Genres, ethiek, technologie zijn daarvoor hulpmiddelen: een gereedschapskist waarmee journalisten die werkelijkheid doorgronden. Die kist kennen we, die werkelijkheid steeds een beetje beter. <<