Mocht Willem Holleeder op een podium worden gehesen? Nederland lijkt verdeeld in twee kampen. Kamp een stelt: eenmaal een boef, altijd een boef. Zo had Bas Heijne liever geen Holleeder bij Huys op de stoel gezien. Heijne, voorafgaand aan de uitzending: ‘De discussie in de media gaat nu vooral over de vraag of het ethisch is een veroordeelde crimineel in een semi-educatief programma neer te zetten, waarin eerder Desmond Tutu en Madeleine Albright te zien waren.’
Gerlof Leistra (Elsevier) was evenmin te spreken over het interview: ‘Met kritische journalistiek had het allemaal weinig te maken. De studenten deden hun best, maar ik had liever een stevig interview gezien. Nu was het de verkeerde man op het verkeerde podium. Een draaikont zonder geweten.’ Niets zo onveranderlijk als een crimineel, blijkbaar. Hij miste te veel strafblad in de uitzending. Alsof de ontvoering van Heineken een jeugdzonde was geweest, terwijl Holleeder c.s. daarvoor al het een en ander op hun kerfstok hadden. Aldus Leistra. En tussen al die kritiek was alleen Twan Huys enthousiast over zijn gesprekspartner.
Nu gelden twee klassieke adagia in het strafrecht: de eerste kennen we allemaal en kwam tijdens de uitzending regelmatig voorbij; je bent onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Het Openbaar Ministerie ziet Holleeder als verdachte, maar heeft geen materiaal, zoals advocaat Franken de zaal fijntjes doceerde. Wie verdacht is, is niet schuldig, voegde hij daaraan toe. Maar wie veroordeeld is, wel, dacht menig student in de zaal en Heijne en Leistra daarbuiten. Hun redenering is impliciet, maar laat zich eenvoudig omschrijven: de executie van de straf verschoont niet. Met andere woorden: er is geen schone lei, omdat de straf het karakter van de dader niet veranderd.
Holleder gaf zelf het argument tegen die stelling. Hij was nu 54. Hij gaf zijn kinderen mee niet hetzelfde te doen als hij. Zijn leven was een puinhoop. Toen was hij jong en dacht de ontvoering te kunnen maken. Iedereen, heeft een geweten, hield hij de zaal voor. Het feit dat hij spijt had van bijvoorbeeld de ketting in de muur, bewees dat. Geloofwaardig? Niet interessant, stelde Holleeder zelf. Je gelooft me of niet. Wat ik zeg is waar. Over de rest zwijg ik. Dat is natuurlijk frustrerend voor journalisten en geïnteresseerde studenten. Het legt de bewijslast bij de vragensteller: of dat nu Heijne, Leistra, Huys of het Openbaar Ministerie is. Want naast onschuld tot schuld is bewezen, is er een tweede adagium in het strafrecht: een verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Ook niet in de publieke rechtbank van de media.
Een student verwoorde dat adagium heel scherp. Hij was de enige die Holleeder even uit evenwicht bracht door te wijzen op een ‘bodyguard’ van De Neus in de zaal. De student vroeg scherp door over Holleeders banden met Mieremet en de getuigenis van Mieremet bang te zijn geweest voor Holleeder. De student was zeer goed op de hoogte van het dossier. Het koste even moeite het initiatief weer terug te pakken, maar het lukte Holleeder op briljante wijze. ‘Als jij mijn advocaat zou zijn geweest (ego strelend en charmant), welk advies zou je mij dan nu geven?’ De student stonk er in. ‘Zwijgen.’ Stijn Franken, vermoedelijk zijn docent strafrecht, moet hebben geglommen van trots. Ik zou het hebben gedaan als het mijn student zou zijn geweest.
In casu Holleeder lopen mij inziens deze drie frames hopeloos door elkaar: je bent schuldig tot het tegendeel is bewezen; je bent dus altijd schuldig als bewezen is dat je mis zat en een verdachte, ook in de publieke rechtszaal van de media, hoeft niet vrijwillig mee te werken met zijn eigen veroordeling. Dat laatste adagium is minder bekend en verklaart waarom velen teleurgesteld zijn over het gesprek bij College Tour. Peter R. de Vries verwoorde dat adagium nog het meest concreet, voorafgaand aan de uitzending. Hij verwachtte geen arrestatieteam in de collegezaal om Holleeder af te voeren na een getuigenis, afgedwongen door een student. En voor alle criminelen, ook Holleeder, geldt dat je van alles mag vinden, maar toch vooral met stevige bewijzen moet komen om hem te veroordelen. Hoe lastig ook, hoe lang zijn strafblad ook, hoe gewelddadig zijn biografie ook. <<