Journalist en burgemeester zitten elke week gezamenlijk autistisch in hun koffie te roeren. Ze voeden elkaar niet meer met informatie die besluitvorming verbetert. Er zijn geen banden meer met de stad, de wijk en de straat. Daarom: de beleidsjournalist! De man (vrouw) met camera. regenjas en notitieblokje.
4 Maart. Nieuw-gekozen bestuurders worden wakker met een houten kop. Ze hebben een kater van de euforie of het verdriet. De stemmen zijn geteld, de uitslag is bekend. ‘Ze’ mogen aan de slag. Hun plannen moeten eerst nog zo ongeschonden mogelijk de collegeonderhandelingen door, maar dan: mouwen opstropen en de stad besturen!
Dat zal even wennen zijn. Tijdens de campagne is vooral de zender aangezet. Het contact met de bevolking is schaars – je kan niet overal tegelijkertijd zijn. En als er contact is, dan toch vooral oppervlakkig en gebruikt voor de overtuiging en het politieke debat. De politicus die dan nog gaat luisteren en niet zijn verkiezingsprogramma communiceert, gaat stemmen verliezen.
Nu ze dan eindelijk mogen besturen, moeten ze luisteren. Maar naar wie? Naar de ambtenaren? De wijkadel? De professionals uit het maatschappelijk middenveld? Bestuurders met dadendrang, en dat zijn er heel wat, stuiten zonder uitzondering op een dikke laag sediment tussen hen en die rauwe, stadse werkelijkheid. Ze moeten oordelen op basis van afgeleide argumenten.
Argumenten die anderen hebben gehoord. Officieel, via inspraak. Of informeel, op verjaardagen en borrels. Zelden direct. De bestuurder heeft er geen tijd voor. Dat is geen normatief oordeel (hij of zij zou die tijd moeten vrijmaken), maar een empirische constatering. Een mens kan alleen theoretisch op twee verschillende plaatsen tegelijkertijd zijn.
Vroeger. Ja, vroeger had je de krant. Maar de krant is stervende. Lokale dagbladen worden opgeslokt door gulzige mediabedrijven. Reorganisatie na reorganisatie zet redacties op steeds grotere, geologische geografische afstand van hun stad. Ik werkte nog bij het Deventer Dagblad. Had elke dag een lezer naast mijn bureau. We zaten in het centrum van de stad en zopen bier, elke vrijdag in dezelfde kroeg, aan het plein. Ook daar waren we een meneer. Niet chic, maar aanwezig en bereid om onze artikelen nog eens te verantwoorden. We hadden contact.
Het Deventer Dagblad is niet meer. De redactie bericht over de Hanzestad vanuit Apeldoorn. Geen lezer stapt op zijn fiets naar Apeldoorn. De banden zijn doorgesneden. Geen verslaggevers meer, geen directe waarnemingen meer. Institutioneel nieuws. De journalist die ontwikkelingen signaleerde, schuift nu ook aan bij de macht om te horen of er nog wat te melden is. Die macht mist daardoor een belangrijke bron aan informatie. Ze zitten er allebei – de bestuurder en de redacteur – autistisch in hun koffie te roeren.
Die journalist moet eruit! Wat kan hem de mening van de burgemeester schelen? Zijn nieuws communiceert hij zelf wel. Nee, hij moet de kroegen in om te luisteren, te onderzoeken, kritische vragen te stellen. Geen institutioneel nieuws, geen nieuws van de gemeente, maar voor de gemeente. Nieuws uit de straten, wijken, de pleinen en de steegjes. Een lange jas aan en waarnemen. Met camera en notitieblok. Ik beloof niks, alleen dat ik het doorgeef. Wanneer kan ik beginnen als Neerlands eerste beleidsjournalist? <<