Twintig collega’s, schoonva en -ma, een echtgenote, een weckpot met penne (pasta) en één vraag: gok eens – hoeveel pijpjes zitten er in deze pot?
Uitslag: het daadwerkelijke aantal pastaatjes en het gemiddelde van al die gokken scheelde één penne: 164,43 was het gemiddelde van alle gokken en er zaten 163 penne in de pot.
Experiment
Het experiment begon gisteravond. Mijn schoonouders waren op visite en ik liet hen als eerste gokken hoeveel pastapijpjes er in een weckpot zaten. Mijn schoonmoeder kon niet wachten en telde ze in de keuken, maar hield het totaal aantal voor mij geheim. Vanmiddag, na twintig collega’s te hebben laten gokken, telde ik ze zelf ook een keer.
Dat leverde de opzienbarende uitkomst op. Gemiddeld gokten al mijn collega’s 164,43 pijpjes pasta. Na telling bleken er 163 in de pot te zitten. Direct maar even mijn schoonmoeder gebeld. Zij had er 164 geteld. Aangezien ik haar zorgvuldiger acht dan mijzelf, zaten al mijn collega’s er dus 0,43 penne naast. Zonder dat ze ooit penne hadden geteld, zonder de pot te openen en zonder van elkaar te weten wat er was gegokt.
‘Experts‘
Interessant is te zien dat de verschillen tussen de ‘deelnemers’ groot zijn. Mijn schoonmoeder scoorde het best: zij zat met een gok van 175 er slechts 11 pennes naast. Slechtst scorende is een collega die dacht 400 pennes waar te nemen. Twee na slechtste was een collega die 86 pennes teveel zag. Uitschieters in onderschatten was een gok van 90 en één van 98 in totaal.
Vier deelnemers gokten erg goed: 150 pennes. Zij zaten daarmee slechts 14 penne onder het juiste aantal in de pot – je zou ze ‘experts’ kunnen noemen. Vreemd genoeg scoren de experts alleen helemaal niet zo goed. De vijf beste gokkers (zij gokten vier keer 150 en één keer 175) halen namelijk een gemiddelde van 155 – dat is 9 pennes onder het daadwerkelijke aantal. De vijf ‘experts’ zouden het behoorlijk veel slechter doen dan de hele populatie – die zat er namelijk maar 0,43 penne naast.
Zelf tellen
Stof tot nadenken? Zeker. Pennes in een weckpot hebben net zoveel van doen met de kwaliteit van democratische besluitvorming (besluitvorming door velen) als spermatozoïden, mieren of vogels op wintertrek. Maar het experiment is wel verslavend. Terwijl ik zat te tellen naderde ik langzaam het gemiddelde en dat was, eerlijk is eerlijk, best spannend. Ik had immers iets ontdekt! Wat maakt niet uit – maar dit is magisch! Je begrijpt ineens waarom een statisticus, een journalist of natuurkundige ineens politiek theoretisch werk gaan schrijven.
Mijn nieuwe boek is in ieder geval al in de maak. “Den Haag? Ben je besodemietert, we tellen onze eigen penne wel!” Lange leve het electoraat 2.0!