Tijdens de lustrumuitzending van Soulfood (Unity FM) kruisde ik nog één keer de degens met Stone-fan Hans Klück. Zijn Turd on the Run zette ik tegenover The Mule (Deep Purple, Made in Japan).
Terwijl The Stones dieper en dieper in de blues duiken en, eerlijk is eerlijk, in 1972 daar ook wel de essentie raken, speelt aan de andere kant van de wereld een linksdraaiende drummer uit Hertford, Engeland een track van ruim negen minuten vol. ‘Zijn’ band komt voort uit sessiedrummer Chris Curtis, die al snel wordt ingeruild voor de hoekige Ian Paice. Liefhebbers van de hard rock in potentie weten dan al hoe laat het is: tegenover Turd on the Run – de blues in essentie – staat Deep Purples The Mule van hun dubbelaar Made in Japan. Zeg maar: het zaad van de hard rock.
The Mule gaat over Lucifer, leidt zanger Rod Evans de solo van Paice tijdens een concert in. Het is muziek uit dezelfde spelonken als Hans’ keus. In onze diepte klinkt ritme, nooit een melodie. Ritme dat we als kind van onze moeder meekregen, veilig weggeborgen in de baarmoeder. De plek waar we uit voort komen, tijdens ons leven naar verlangen.
De baarmoeder: dat is de essentie van de blues – ritme en geborgenheid. En leidraad in de eeuwige zoektocht naar het perfecte geluid. Ian Paice dringt op deze plaat nog dieper door tot die essentie van de blues – nog één stap dieper dan doen de Stones. Ik hield het ook niet voor mogelijk en had Hans tijdens deze lustrum battle bijna gelijk gegeven: de Stones zijn goed. Ik moest na The Mule concluderen dat de Stones bijna goed zijn. Deep Purple begrijpt namelijk de uiterste consequenties van de blues: door alle andere instrumenten die van het ritme afleiden het zwijgen op te leggen, valt de band met de essentie samen. Ze doen er niet toe – muziek is de kunst van het weglaten.
Het weglaten en wat overblijft goed uitvoeren.
The Mule combineert beide: essentie en goede uitvoering. Het is, met A Night In Tunesia in de talloze uitvoeringen van Art Blakey, een solo die niet verveelt. Ian blijft niet plakken in voorspelbare zinnen en herhaalt nauwelijks alinea. Hij forceert niet, vlucht niet in een drumstel ter grootte van een dorp, maar blijft trouw aan de essentie van zijn linmksdraaiende, uiterst sobere set. Veel snare dus en relatief weinig cymbalen.
Paice leent bij zijn jazzvrienden, zeker, maar dat kan bijna niet anders in een solo voor drummers. Maar hij blijft daar niet steken. Hij speelt rock – voegt toe aan de baarmoeder van de blues. Op drums. Hij is de vader van drummers als Lauren Mullen Jr. (U2) en Steward Copeland (The Police) die de rock ook hebben verrijkt met hun eigen idioom.U hoorde het resultaat al op de achtergrond al aanzwellen: Ian Paice, Deep Purple, The Mule. De essentie van de blues en het zaadje van de rock. In een perfecte uitvoering. <<