De Wet openbaarheid van bestuur wordt misbruikt. Vindt minster Donner van Binnenlandse Zaken (zie onderaan post). ‘ Zoals door de Kamer zelf al eerder aan de orde gesteld, worden er Wob-verzoeken ingediend die veel van de capaciteit van bestuursorganen vragen, maar waarvan men zich kan afvragen of deze passen bij het doel van de Wob’, schrijft de minister in een (lange) brief. Doel van de Wob is helder: participatie en controle van besluitvorming door overheden. En in dat licht gaat het volgens Donner en de Kamer (motie-Teeven, toen Teeven nog Kamerlid van de VVD was) mis.
[scribd id=57069910 key=key-1vbdisjlq8b7vw074fhb mode=list]
Er wordt aan Wob-verzoeken verdiend, burgers frustreren de besluitvorming ermee (door de ‘beleidsintimiteit’ te verstoren – de ‘bepaalde mate van vertrouwelijkheid’ waardoor ambtenaren vrijelijk hun gedachten over onderwerpen kunnen laten gaan) en, horror, soms is zelfs sprake van obsessief streven naar openbaarmaking. Dat zijn de stutten waarmee minister Donner de deur richting informatietijdperk angstvallig probeert dicht te houden. De misbaar over Donners analyse, nota bene op de Dag van de Persvrijheid, is groot. Groter nog dan de misbaar over het functioneren van de Wet in huidige vorm. Niet namelijk. Je kan de overheid verzoeken inzage te geven in stukken tot je een ons weegt, zelden krijg je het materiaal waar je om vraagt binnen de tijd die er voor staat. Er zijn minimaal twee mogelijk verklaringen: de overheid kan de stukken niet leveren. Of de overheid wil de stukken niet leveren.
Scenario 1: de overheid kan de stukken niet leveren. De informatiehuishouding is zo droevig geregeld, dat de overheid documenten, stukken, rapporten, op- en aanmerkingen, nodig om tot goede besluitvorming te komen, blijkbaar pas na maanden zo niet jaren terugvindt, om vervolgens te concluderen dat het stukken zijn waarom niemand vroeg. Weinig hoopgevend als het om echt complexe onderwerpen gaat (vrede & veiligheid, gezondheid, infrstructurele projecten, bezuinigingen & investeringen, buitenlands beleid). Dat ik mijn dossiertje niet krijg – kan ik mee leven. Dat ambtenaar X zijn dossiertje niet krijgt – kijk, dan zouden er zomaar doden kunnen vallen.
Scenario 2: de overheid wil de stukken niet leveren. Maar dan hebben we een wet – de Wob. En ook de overheid moet zich aan die wet houden. Simpel. Het kost tijd en moeite en een hoop gezeur. Je moet volhardend optreden, misschien een advocaat in de arm nemen (misschien wel twee). Maar: de overheid moet leveren wat je vraagt en als ze dat niet willen, moeten ze heel precies uitleggen waarom. En soms liggen willen en kunnen heel dicht bij elkaar – is er sprake van een (tactische) overlap. Da’s klote, maar hé: het leven gaat nu eenmaal niet over rozen. Het is net het echte leven: gelijk hebben is één, gelijk krijgen is twee.
De knappe brief en het onderzoek van Donner aan de Kamer is nu doordesemd van beide scenario’s: onwil en onkunde. En dat zijn beide doodzonden in de politiek. Het is de taak van de minister om onkunde te bestrijden (door te managen) en onwil te breken (door op te treden). Je zou kunnen volhouden dat Donner dat nu ook doet- optreden. Ik heb echter problemen met de wijze waarop.
Donner optimaliseert niet het proces (het tijdig en volledig voldoen aan Wob-verzoeken). Nee, hij probeert motieven van aanvragers te managen. Donner wil voorkomen dat mensen geld verdienen met informatie, inzage krijgen in opties van besluitvorming en – een hele vreemde – obsessief streven naar openbaarmaking. Hij wil niet dat ambtenaren tijdig, volledig en volgens wettelijke afspraken (die er NU liggen) levert wat hen wordt gevraagd. Dat had namelijk een andere brief opgeleverd – meer in verontschuldigende termen over het waarom dat maar niet lukken wil.
Donner had de overheid definitief het informatietijdperk in kunnen loodsen door op te houden met sleutelen aan mijn motieven achter het opvragen van informatie. Soms wil ik iets weten. Omdat het kan. Soms heb ik er een doel mee: geld verdienen, openbaarmaken, frustreren. In alle gevallen moet de overheid een systeem hebben dat daarmee om kan gaan. Een database van informatie waarmee mijn vraag kan worden beantwoord – het is namelijk informatie die mij aangaat. En dat kan ik alleen beoordelen als ik het krijg. Heel egocentrisch.
Dat is voor dino Donner een vreemd adagium. Hij, blijkt, kan niet wennen aan het feit dat informatiemonopolies zijn gesneuveld. Tegelijkertijd is er ook een troost – er zijn ook geen monopolies meer op interpretaties. Hij hoeft niets van mij te vrezen, want er zijn nog duizenden zoals ik die het niet met me eens zijn. De ‘beleidsintimiteit’ blijft dus gewoon overeind. Je hoeft alleen niets meer geheim te houden om toch je eigen gang te gaan. Dat wil ik ook, dat vraag ik ook en dat verwacht ik ook van Donner. Hij is professioneel politicus die kiest en verantwoording draagt over die keuze. Ik ben slechts belastingbetalende burger. Die gewoon heel graag heel erg veel wil weten. That’s all. <<