Het Israëlisch Hooggerechtshof had in 2004 al ernstige juridische bezwaren tegen geprivatiseerde gevangenissen, economen zetten al vanaf de jaren tachtig de nodige financiële vraagtekens. Hun bezwaren vormen het slot van deze miniserie over de plannen van staatssecretaris Teeven om ook Nederlandse gevangenissen uit te besteden.
‘Inconclusive‘ luidt steeds weer het oordeel van economen en juristen die antwoord zoeken op de vraag welke gevangenis nu beter presteert: privaat of publiek. De vraag, schrijven wetenschappers, is makkelijker gesteld dan beantwoord. Zo lastig te beantwoorden zelfs, dat het maar zelden grondig is gebeurd. Teevens verzoek aan het WODC om ervaringen met privatisering van gevangenissen eens op een rijtje te zetten, zou wel eens kunnen resulteren in een unicum: een eerste, wetenschappelijk onderbouwde vergelijking van twee uiterst complexe systemen. Onderzoekers waarschuwen voortdurend dat er grote methodologische gevaren op de loer liggen.Dat zijn er drie, minimaal.
Ten eerste de politiek-ideologische overtuiging dat overheden a priori niet tot een efficiënte bedrijfsvoering en door gebrek aan incentives niet tot wenselijke (lees: kosten reducerende) innovaties kunnen komen. Hart, Shleifer en Vishny hebben berekend dat de markt het niet per se beter kan. Er zijn volgens hen nogal wat verborgen kosten. De overheid besteedt de executie van de straf wel uit, maar blijft eindverantwoordelijk voor het welzijn van gevangenen. Die moet gecontroleerd – voortdurend en scherp. En dat is niet gratis.
Voorts: een markt leidt ook tot politiek activisme, patronage en corruptie. Aannemers hebben geldelijke belangen die zwaarder kunnen wegen dan de humanitaire belangen van gevangenen die hun vrijheid (en hun lot) in handen leggen van anderen – bijvoorbeeld bewakers. En hoe ver reikt hun geweldsmonopolie als ze geen ambtenaar zijn eigenlijk? Hoe krijg je als overheid de contracten om geweld toe te passen ‘waterdicht’? Hoe organiseer je de mogelijkheid van gevangenen om overtredingen van het personeel aan te kaarten? Los van de vraag hoe je dit gaat aanbesteden. Het zijn verborgen kosten die wel moeten worden betaald.
Naar die kosten wil Teeven laten kijken. In de beantwoording van Kamervragen (op 23 maart 2011) haalde hij het onderzoek van Hart, Shleifer en Vishny zelfs aan. ‘De auteurs raken met hun opmerkingen over het opstellen van contractuele eisen en het monitoren van de naleving van deze eisen aan een belangrijk punt.’ En that’s it. Het WODC zal uitsluitsel bieden en daar wil de staatssecretaris niet op vooruitlopen. Verdere behandeling van het economisch bezwaar, ingebracht door Bouwmeester (PvdA) naar aanleiding van een artikel in het NRC Handelsblad, is blijkbaar niet nodig.
Ten slotte is het argument van verborgen kosten ook lastig – ze kunnen we wel zijn, of niet. De Britse overheid heeft bijvoorbeeld berekend dat private gevangenissen leiden tot een kosten-reductie van 13 procent per gevangene. Dat is een aanzienlijk bedrag. Teeven is er wezen kijken – het zijn cijfers die ook op zijn begroting niet zouden misstaan. Probleem: die Britse ‘kostenreductie’ wordt niet bepaald doordat de gevangenis in private handen is. Met andere woorden: er is helemaal geen verband tussen privaat/publiek enerzijds en de hoogte van de uiteindelijke kosten per gevangene anderzijds.
Volgens Pratt & Maahs zijn het de leeftijd van een gevangenis, de schaal van de populatie en de strengheid van het regime (open, half open, normaal of zeer zwaar bewaakt) die de kosten van een gevangenis bepalen. Weinig, zwaar bewaakte gevangenen in een oude nor, zijn duur. Heel veel gevangenen in een semi-open, nieuwe gevangenis zijn heel goedkoop. Of die gevangenis nu door de staat wordt gerund of door een aannemer: de verschillen zijn niet significant. Waarom, mijnheer Teeven, zouden we ons dan al die moeite op de hals halen? Doe dus maar niet. <<