Libië wist dat op 27 februari een Nederlandse helikopter op het strand bij Sirte zou landen. De vraag hoe ze aan die kennis kwamen, is onmogelijk te beantwoorden. De hele operatie was zo lek als een mandje.
‘Het feitenrelaas van de directe overmeestering doet vermoeden dat het Libische regime voorkennis had over de operatie’, schrijven minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken en collega Hillen van Defensie 21 maart aan de Kamer. ‘Op welke wijze deze kennis zou zijn verkregen kan niet met zekerheid worden vastgesteld.’ Daar willen beide ministers wel graag achter komen. Veel succes daarbij, want er zijn potentiële lekken zat. In de brief plus feitenrelaas komen diverse groepen, groepjes, instituties, ad hoc-bijeenkomsten en meer geïnstitutionaliseerde overlegjes aan bod waaruit deelnemers, bewust of onbewust, hadden kunnen lekken. Voor de ongeduldige lezer zijn potentiële lekken vetgedrukt.
Om te beginnen blijkt zoonlief van de Zweedse docent Engels van de reddingsoperatie op de hoogte te zijn. Hij belt haar uit Zweden nadat hij contact heeft gehad met (niet ander gespecificeerde) Zweedse autoriteiten het grote waarom van dit overleg blijft eveneens onbeantwoord). Hoe dat contact tussen de Nederlandse Kerngroep Speciale Operaties (met daarin de minister-president, de vice-minister-president minister van Buitenlandse Zaken, Defensie) en de Zweden tot stand komt, blijft op basis van deze brief een raadsel. Uiteraard weet Royal Haskoning en de betrokken staastburger dat er een evacuatie gaat plaatsvinden.
Ook een door de Britten in het leven geroepen internationale coördinatiecel op Malta weet zou van van de Nederlandse plannen op de hoogte kunnen zijn. Om fysieke en bestuurlijke evacuatiedrukte op de stranden van Libië wat tegen te gaan, willen de Britten de plannen van Europese landen afstemmen. De Nederlandse top van de marine was weliswaar niet ingelicht over de mislukte evacuatie, onduidelijk blijft in de brief of ze wel wisten van eerdere pogingen en geslaagde acties. De Hr. Ms. Tromp was immers naar de Libische kust gestuurd omdat meer Nederlanders moesten worden opgehaald.
Dan is er nog de Nederlandse ambassade in Tripoli die bij het regime zoekt naar het juiste loket om diplomatic clearance voor de actie te krijgen. Dat loket is echter gesloten. Wat niet betekent dat op enige wijze geen contact tussen Nederlandse en Libische diplomaten is geweest. Het is zeer goed voorstelbaar dar op informele wijze overleg heeft plaatsgevonden, maar niemand ‘tijd had’ voor de formele bekrachtiging van toestemming. Plannetje lekt dan wel uit.
En dan is er op zondag 27 februari volgens de ministers nog een interdepartementaal overleg waaruit uiteindelijk de toestemming voor de operatie komt. Dat zijn veel ambtenaren die geen Studio Sport kunnen kijken en, gezien het spannende onderwerp, wellicht hun neus voorbij hebben gepraat.
Waar moeten we beginnen met het zoeken naar het fatale lek? Op welk niveau heeft het Libische regime aansluiting bij het Nederlandse besluitvormingsproces dat leidde tot de actie van zondag 27 februari? Of: waar raakt het Nederlandse besluitvormingsproces het Libische inlichtingenapparaat? Als het plan terecht kan komen bij een Zweedse zoon van een docente Engels, hoe lastig is het dan op terecht te komen bij professionele militairen in de hoogste staat van paraatheid? De brief van beide ministers beschrijft de mislukte evacuatiepoging van 27 februari. Na lezing is het een wonder dat de andere pogingen eerder al niet in rampspoed eindigden. Nederland, blijkt, is zo lek als een mandje. <<