Journalisten die zich afvragen wat ze aan Twitter hebben, moeten een andere baan gaan zoeken.
Het heeft iets dommigs: journalisten die openlijk twijfelen aan de meerwaarde van Twitter. Tegelijkertijd onderstreept hun kritiek ook een groot probleem – blijkbaar grijpen ze alle mogelijkheden om te luisteren naar (heel veel) andere mensen met zo hun eigen ideeën over de wereld om hen heen liever niet aan. Nee, alles moet uit, want de krant moet gered. En ja, als het dan ook echt moet, dan mag dat ook wel op een f%$#@ blog komen te staan. Twitter, verzuchtte een collega onlangs, waarom moet ik in hemelsnaam naar al die mensen luisteren?
Natuurlijk was vroeger alles beter. Toen was de krant nog een Meneer die langskwam. Die aan de toog verhaaltjes uit aangeschoten wethouders peuterde. Hij liep over straat, in zijn lange regenjas met gleufhoed. Hij rookte (‘hij’, inderdaad) en had een duizelingwekkend netwerk. Van de gegoede klasse tot de dienstmeid, van bisschop tot hoer. Maar helaas – de bisschop en de hoer hebben een woordvoerder in de hand genomen. Ze zijn zich te bewust van de risico’s die ze lopen in hun wisselende contacten met de media.
De oude journalist bestaat dus niet meer. Het vak is in een acht urigewerkdag gegoten met dito arbeidsomstandigheden. Het werk is, mooi woord, gerationaliseerd. In duizend stukkies opgedeeld en aan specialisten overgelaten. Journalisten hebben helemaal de tijd n iet meer om naar buiten te gaan. Kan trouwens helemaal niet meer. Veel redacties zijn uit het centrum van de stad gejaagd. Ergens aan de rand van de samenleving mogen ze proberen ook een glimp van wat er gebeurt op te vangen. Uit pure arremoede ging de journalist ook naar binnen waar gelukkig al snel een venster op de wereld werd geopend: internet.
Maar, o wee. Internet was he-le-maal niks. Het zette de zaag aan onze leescultuur. Het vermoordde de papieren informatiedragers en rukte informatie los uit de context. En juist daar waren journalisten zo goed in – het bieden van context. De verarming was compleet: context werd content en journalisten werden beeldschermwerkers. Want journalist, dat waren we allemaal. Maar content poepen zoals een krant dat kon – daarvan waren er maar weinig. Dus zitten journalisten nu allemaal voor een beeldscherm stukkies te typen over onderwerpen waarvoor ze geen meter naar buiten hoeven. Het komt ze allemaal aanwaaien – ze kunnen eindelijk duiden. En omdat elk stuk kan gaan zwerven, omdat elk stuk conext en content is, moet elk stuk duiden, informeren, analyseren, legitimeren, activeren. Caleidoscopische berichten met talloze deeplinks als gevolg. Op persoonlijke titel bij elkaar geraapt en, PATS!, op het net gepleurd.
Tja, dan is Twitter net even een handeling te veel. Naast al dat gelink, de e-mail, skypen, hyvsen, uploaden, dowloaden kan het gezellig geborrel van tienduizenden doelgroepers er niet bij. Dat terwijl Twitter juist dat loopje van vroeger is – dat gesprek aan de toog met die aangeschoten wethouder. Want die oude journalist had niet alleen een netwerk, een regenjas en gleufhoed, maar ook een thermometer in de reet van de samenleving. Hij had er feeling mee. De een beter dan de ander, maar feeling was er. Want feeling was nodig omdat alles nieuws kon zijn, voor die lezer – de volgende dag. Die lezer die wel het nieuws wil, maar er niet de moeite voor wilt doen. Die moeite koopt hij namelijk af met een abonnement of als hij een los exemplaar koopt in de kiosk.
En net als vroeger, kan ook een simpele mededeling op Twitter nieuws zijn. Dan moet je dat wel herkennen en daarvoor moet je ermee aan de slag. Dus als je Twitter niks vindt, zoek dan een ander beroep. Je wilt dan namelijk geen nieuws vinden en als je als journalist geen nieuws wilt vinden … tja, dan houdt het natuurlijk wel een beetje op, hè? <<