Noord-Korea heeft ongeveer 100 IP-adressen op 23 miljoen inwoners. Niet zo vreemd dat daar maar geen massa op de been wil komen om het dictatoriale regime omver te werpen. Tenminste, als je de dominante verklaring voor de politieke lente in het Midden-Oosten volgt. Die luidt dat sociale media een noodzakelijk aandeel in de revoltes in Tunesië en Egypte hebben gehad. De vraag is of die stelling wel klopt. Ik heb een schijt hekel aan counter factuals, maar er zijn andere lontjes in de vele kruitvatten: prijzen van voedsel (een aloud thema om in opstand te komen), werkgelegenheid (of de afwezigheid daarvan), heel veel jongeren van rond de dertig en een twijfelend leger.
Fysieke mogelijkheid | Het Tunesische leger twijfelde, het Egyptische leger greep in de eerste achttien dagen maar niet in. De zwaardmacht parkeerde de tanks om het centrale plein, maar schoot niet. Pas veel later, toen Mubarak was afgetreden en het regime beloofde een nieuwe grondwet te zullen schrijven, werd met zachte dwang het plein schoongeveegd. Dat kan ook eerder, zoals in Bahrein is gebeurd. Daar trok een cordon politie-agenten met getrokken wapenstok en onder een deken van traangas over de plaatselijke Dam. Geen twitterbericht, Facebook-post of sociale media weerhield de troepen van de koning in te grijpen. De Tunesische en Egyptische revolte kreeg de fysieke mogelijkheid om aan te groeien. Toen de massa eenmaal was uitgegroeid tot de vele honderdduizenden, telden ook Egyptische militairen hun knopen.
Economische onvrede | De belangrijkste reden om te demonstreren, was in eerste instantie in zowel Tunesië als Egypte de deplorabele economie van beide landen. In Tunesië stak een fruitverkoper-geworden-student zichzelf in de brand om dat punt nog eens te onderstrepen. Een extreme daad van een jonge Tunesiër die, rond de dertig, zijn idealen nog eens afzet tegen de werkelijkheid. Hij moest zijn fruit duurder inkopen dan hij verkopen kon, de basisproducten (olie, meel, suiker) gingen door het plafond. De economische malaise motiveerde zijn trieste daad en bleek een symbool voor de revolte die volgde.
De afweging tussen jeugdige idealen en de economische werkelijkheid is in een westerse beschaving al confronterend, dat is in het Midden-Oosten reden tot blinde woede. Democratie? Regimechange? De jongeren willen werk en geld, ze willen een toekomst die past bij hun opleiding en hun dromen. Dat is geen platter motief, maar wel een ander motief. Politiek econoom Robert Skidelski verwoordt het zo:
I doubt that most Egyptians put what we call democracy at the top of their political agenda. Journalists who claim otherwise are not a representative sample, even in Western countries. They are a restless breed, flitting round the world’s trouble spots, pen and camera poised. Freedom of expression is in their bones; mass protests their visual lifeblood. They try to report the world as it is, but theirs is not the world of most people – their business depends on the disruption of “ordinary” business, so they systematically underestimate people’s desire for law and order (or at least order).
Jeugdige overmoed | De eerste demonstranten waren allemaal jongeren – dat heeft niets te maken met het sociale medium dat zij beheersen. Ook onder andere regimes zie je vooral jongeren in opstand komen (Oost-Europa, Tweede Wereldoorlog). Zij hebben de moed om in opstand te komen. Geen of een jong gezin, klaar met de opleiding en door werkloosheid tijd over. Die moed vertaalt zich slecht in 140 tekens. De oproep om te komen, stond op Facebook, zeker. De redenen om daadwerkelijk te gaan, hebben niets met het medium te maken. Dringt in Noord-Korea internet nauwelijks door tot voorbij de politieke elite, in Singapore is meer dan 97 procent van de bevolking online. En toch zet niemand er een vraagteken achter het regime – dat toch niet bekend staat om haar democratisch gehalte. <<
[Geo.Worldbank] [World Factbook Dashboard] [Project Syndicate]