‘Ik ga nog een hartig woordje met jullie zoon spreken. Er mag wel wat meer ondeugd in.’ Ze loopt voor de laatste keer naar boven. Terug beneden geeft ze ons een hand. ‘Heel veel geluk! Groeten aan de jongens, ik neem mijn klompen mee. Die zullen ze wel missen.’ Ze trekt haar jas aan, doet de voordeur achter zich dicht en is weg – Lenie, onze kraamhulp, was er vandaag voor het laatst. Ze boende ons huis, maakte fruithapjes, verzorgde Bram als wij sliepen (en als we wakker waren trouwens ook), luisterde aandachtig naar onze warrige verhalen, hield het hoofd koel en bad voor het eten van haar meegebrachte boterhammen. In zichzelf en kort.
Otto kruipt na nog geen half uur de kat uit de boom kijken al lekker bij haar op schoot. Omdat ze zo vaak voorbij loopt, roept Teun steeds ‘daag! daag!’ Lenie vindt ze gezellig. Lenie vindt volgens ons alles goed. Er zijn weinig mensen die zo moeilijk op de kast te jagen zijn als deze kraamhulp. Ik heb mijn uiterste best gedaan, maar haar grijze haren hadden me voor haar ervaring moeten waarschuwen.
Ze vertelt maar spaarzaam over haar leven (kwekerij in een dorp, getrouwd, twee zoons en een dochter). En als ze wat vertelt, sluit het aan op wat wij vertellen. Ze is een ultieme diplomaat. Als ik Otto tijdens een gezamenlijke lunch wel heel erg op zijn nek zit, zegt ze fijntjes: ‘Jij denkt dat je over een maand of twee klaar bent met de opvoeding?’ Ze heeft gelijk. Voor de jongens is dit een bijzondere tijd. Of ze nu wel of niet netjes met mes en vork eten, is even niet belangrijk.
Dit was de fijnste kraamtijd. Alles verloopt soepel, vertrouwd. Natuurlijk is het druk. De nachten zijn zwaar – ik kan slecht tegen onderbroken slaap. Tegelijkertijd loopt het wel. En een groot deel kwam door Lenie die op kritische momenten de helpende hand bood. Ze schilde de aardappelen, heeft een monumentale wasachterstand weggewerkt, kluste een anti-stuwings-bh voor Ingrid en gaf bovenal vertrouwen in onszelf – ook al is het de derde baby. Ook al ben je weer ouder, je bent ouder van een klein, kwetsbaar kind.
En dat besef, dat alleen zelfvertrouwen je kan laten omgaan met die kwetsbaarheid, wist Lenie op ons over te brengen. Heel rustig, heel praktisch en zonder veel verbale omlijsting. ‘Lieve Bram’, schreef ze vlak voor ze wegging, ‘Ik vond het heel fijn je te hebben mogen helpen verzorgen. Gezondheid en geluk voor de toekomst gewenst. Liefs van kraamverzorgster Lenie.’ Ingrid kwam er huilend mee naar beneden. ‘Kraamtranen!’, snikte ze. Maar zelfs ik kreeg een brok in mijn keel. Voor één week was ze de significant other voor Bram. En dat zijn er maar weinig in een mensenleven. <<