Ik had natuurlijk mijn mond moeten houden. Gewoon, schouders ophalen en doorrr … Maar de man stond al een tijdje luidop te mopperen over ‘de grens’. Die grens was ik; zijn gemopper zat al flink tussen mijn oren.
En toen kwam de diepe bal.
Twee man, vlak naast elkaar in het centrum, één duidelijk buitenspel, de ander niet. Een onduidelijke situatie, want degene die buitenspel stond, schermde een verdediger van ons af en dan geldt de nieuwe Fifa-regel. Maar dat bedacht ik pas achteraf, toch stak mijn vlag op en dacht: “Twijfelachtig, maar nu volhouden!” De scheids vloot direct.
De vader trok zoveel stupiditeit niet meer: “Nee, joh! Gek! Niet die man in het midden, man! Nooit! Die staat toch niet buitenspel! Je vlagt de hele wedstrijd dood, idioot! Laat ze lekker ballen, gek!”
Ik draaide me langzaam om, liep op de man af, stak mijn vlag uit en zei: “Kom maar, mag jij het nù proberen.” De man schrok, ik schrok van zijn schrik.
Hij: “Maar … eh … ik heb slippers aan, joh!”
Ik: “Trek je ze uit, op je blote voeten. Kom, over dat hek!”
Hij: “Nee, joh …”
Ik: “Bemoei je er dan niet mee.”
Vader twee, stukkie verderop: “Doe nu niet zo bijdehand, jongen. Je stond de eerst helft ook al dood te vlaggen. Het is geen Champions League! Het zijn jochies van twaalf.”
Ik: “Oh, geen Champions Leaugue … Zeker weten?”
Hij: “Nee, natuurlijk niet. Het gaat toch om de lol, man?”
Ik: “Precies! En bij dat niveau op het veld past dus ook de grens die je nu hebt. Dus wat zeik jij dan?”
Het kostte wat verwerkingstijd. Hij: “Jezus, man … Doe niet zo bijdehand.”
Iedereen een nare smaak en van de weeromstuit vlag ik een buitenspelsituatie niet af waaruit wordt gescoord. Het is de druk van de kant, de priemende ogen van het thuispubliek in je rug. Het zou wèl Champions League zijn, bedenk ik me. Niet met twee opstandige vaders, maar een opstandig vak met vier, vijf duizend opstandige vaders. Hoe houd je je hoofd cool? Maar dan is het je semi-vak.
Ik ben slechts coach-by-accident, sta daar eigenlijk toevallig langs de lijn en doe er allerlei dingen tegelijkertijd (coachen, troosten, wissels klaarzetten, vlaggen). Achter mij de ouders met een zoon of dochter op het veld en of het nu wel of geen Champions League is, hun taak is het opkomen voor hun kind. Dus trek je je bek open tegen degene die het een voet dwars zet – in mijn geval de grens.
In de auto naar huis overdenk ik de situatie nog eens, op zoek naar prettiger alternatieven. De emotie van de ouders blijft, mijn onkunde als vlagger ook, dus is het mijn zaak anders te reageren op dit soort momenten van manifeste onkunde mijnerzijds. Anders gezegd: dit ging (net) goed en was al onaangenaam genoeg, is de vraag hoe we toekomstige situaties kunnen voorkomen. Door het te adresseren, dacht ik:
Hij: “Nee, joh! Gek! Niet die man in het midden, man! Nooit! Die staat toch niet buitenspel! Je vlagt de hele wedstrijd dood, idioot! Laat ze lekker ballen, gek!”
Ik: “Ik denk dat je gelijk hebt … Maar ik ben natuurlijk niet niveautje Bas Nijhuis of Serdar Gözübüyük. Snel vergeten en lekker doorballen – er steken geen botten uit en het gaat om niks. Sorry!”
Een beetje judo dus, langs de lijnen van dat voetbalveld: meegeven om te overwinnen. Weer wat geleerd. <<
—
Eerdere afleveringen: