Terwijl de bewijzen voor oolrogsmidaden zich in Oekraine opstapelen, is er nog geen zichtbare actie ondernomen om ook daadwerkelijk tot vervolging van de Russische verantwoordelijken over te gaan. Lastig ook. Eerst zullen sporen moeten worden veiliggesteld. En het lijkt erop dat vooral private partijen daarmee bezig zijn: Bellingcat en Maxar zijn belangrijk in de internationaal rechterlijke verantwoordelijkheidsvragen die bij het conflict in Oekraine moeten worden gesteld. En beantwoord.
Bellingcats forensische kwaliteiten kennen we al; zij waren (al) betrokken bij het opsporen van verdachten inzake MH17. Maxar is pas recent hofleverancier van onder meer New York Times. Onduidelijk is onder welke voorwaarden de beelden worden geleverd, feit is dat ze een grote impact hebben op onze (lees: Westerse) beeldvorming van de oorlog.
Het uitbesteden van forenisch onderzoek aan private partijen heeft grote voordelen. Zo hoeven Westerse inlichtingendiensten geen modi operandi te onthullen en houden ze hun mogelijkheden en ‘informatieposities’ buiten het publieke domein. Zo kan Maxar beelden maken tot op 30 centimeter nauwkeurig — geen geheim. Of Amerika, VK of Nederland dat ook kan, is daarmee irrelevant.
Bellingcat kan door inlichtingendiensten op een ‘spoor’ worden gezet. De rest doen amateur speurneuzen verspreid over de gehele wereld. Zo is in no time een aanleiding, hint of lead zodanig verstrooid dat hetar terugvinden van het originele spoor onmogelijk is. Voordeel: kennis (de grondstof van inlichtingendiensten) wordt gedeeld zonder weg te geven hoe ze eraan zijn gekomen (een doodzonde). En het publiek krijgt een doorkijkje in de ontwikkelingen in Oekraine (of andere conflicten).
Interessant is ook de scheidslijn tussen beide partijen en onderzoeksjournalistiek. De samenwerking tussen Maxar en New York Times weerlegde een claim van Rusland dat doden op de straten van Bucha daar pas lagen nadat zij de stad hadden verlaten. Een snellere check op een concreter niveau temidden van complexe gevechtshandelingen is bijna ondenkbaar. De vraag rijst of de oorlogsverslaggeving met deze technologische ontwikkelingen (te duur voor een krant) een nieuwe afslag heeft genomen.
Oorlogsjournalistiek, beeldvorming en waarheidsvinding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en in die Gouden Driehoek melden zich private partijen die de zijden ervan kunnen verstevigen. Daaraan kleven ook risico’s. Het is zaak om deze semi-samenwerkingen goed te blijven controleren — het bewaken van de bewakers dus. Transparantie en methode zijn daarbij de belangrijkste vereisten. En er naartoe, kijken, optekenen. Niet alles is immers vindbaar op het web of vanaf grote hoogten met satelieten zichtbaar te maken. <<