Goed doe je; deugd is een daad. Maar soms lijkt deugd semantiek – geen daad, maar een woordenbrij waarin naar een betekenis en overtuiging wordt gestreefd. Dat levert soms heel pijnlijke situaties op waarin de ondervraagde zich semantisch probeert te ontworstelen aan een verantwoordelijkheid die voortkomt uit diens gedrag. Een prachtig voorbeeld is het korte interview met minister van Nieuwenhuizen die als minster vertrekt om te gaan lobbyen voor energiebedrijven.
Eerst is er de strijd om de hedge waarin de minister met linguistische slagen om de arm een hypothetische situatie schetst waarin sprake zou kunnen zijn (<< dit is dus zo’n hedge) van belangenverstrengeling, om tegelijkertijd een regelcomplex op te tuigen om die verstrengeling te voorkomen. Een iconisch voorbeeld van lege taal – hier wordt een niet-bestaande situatie beschreven waartegen de minster vervolgens daadkrachtig is opgetreden. Een soort omgekeerde stroman, zo u wilt.
Maar het gaat niet om de hypothetische situatie van mogelijke (<< weer een hedge) belangenverstrengeling, het gaat om de keus (gedrag) om te gaan lobbyen. Die keus is niet weg te poetsen met de (semantische) waan zich daartegen te hebben gewapend. Dus rest de minister de deugd-als-semantiek: ‘Er zijn duidelijke regels; ik houd me uiteraard aan die regels, dus wat ik doe mag.’ Klopt, de vraag is of het gedrag ook wenselijk is, of het, kortom, deugd (20:20). Ik denk het niet. <<