Waarom kwamen onderzoeksjournalisten van RTL en Trouw wel, en verslaggevers, toch dagelijks op en rond het Binnenhof, niet met misstanden rond de toeslagen? Pieter Omtzigt (CDA) signaleerde dat er iets fundamenteels mis is in de driehoek kabinet, kamer en ‘kranten’. De Kamer zat te dicht op het kabinet, het kabinet teveel in zichzelf gekeerd en de pers doorbrak nauwelijks de structuren die ellende decennia in stand hielden. Xander van der Wulp (NOS) reageerde door te wijzen op het verschil tussen journalistieke onderzoekers en journalistieke verslaggevers. Tussen beide een wereld van verschil.
Omtzichts klacht en Van der Wulps riposte worden door twee theorieën verklaard. Omtzigts schets van de innige, institutionele knuffel van kabinet, Kamer en ‘krant’ (ministers, Kamerleden en pers) laat zich duiden als een tango – de sensuele dans tussen bron en journalist. Zo wijst Van der Wulp de vrijdag na de val van het kabinet op die innige band als hij in de podcast De Stemming van Vullings en Van der Wulp vertelt dat hij in de wandelgangen niet alleen Kamerleden ondervroeg, maar zij hem ook. Van der Wulp wilde weten hoe de vlag er bij diverse fracties bij hing, de fractieleden ook en vroegen het hem: “Waar zijn X mee bezig?”. Boodschapper werd boodschappenjongen omdat de relatie bron-journalist wederkerig is – ze hebben elkaar nodig.
Die wederkerigheid verklaart ook het gedeelde belang dat tezamen wordt gedefinieerd: samen bepalen kabinet, kamerleden en journalistiek wat binnen de Haagse kaasstolp wel en niet bespreekbaar is. Soms is de journalistiek leidend, soms de politiek; maar meestal in gezamenlijke arbeid, zoals de documentaire De Strijd om het Binnenhof in al haar intimiteit laat zien. Dus, zolang de toeslagen geen politiek onderwerp zijn, zullen politieke verslaggevers tijdens de tango met hun bronnen er wellicht op hinten, maar er geen verhaal van maken. Daarvoor krijgen die verslaggevers geen cues van hun danspartner. Zij verslaan de Haagse werkelijkheid door door te geven wat er wordt gezegd.
Het onderzoek van wat wordt gezegd, vindt elders plaats. Ettema & Glasser brachten in hun paper On the Epistemology of Investigative Journalism een onderscheid aan tussen verslaggevers en onderzoekers (net als Van der Wulp deed). Verslaggevers tekenen pre-justified claims op: uitlatingen van gezaghebbende bronnen (ministers, staatssecretarissen, Kamerleden). Zij geven die door aan het publiek. Onderzoeksjournalisten onderzoeken die pre-justified claims. Dat doen onderzoeksjournalisten volgens Ettema & Glasser overigens verhalend.
“It recounts the phases of justification: (1) a tip is selected if it may lead to a potentially productive investigation; (2) evidence is collected, not to prove the story but to justify the assembly of a story that can be further scrutinized; and (3) the story is tested by assembly to determine if the components validate each other and the story. The paper suggests that if a story, once assembled, cannot be disconfirmed, it emerges from the process as fully justified” (Ettema & Glasser, 1985: 183).
Voor verslaggevers is de pre-justified claims het eind, voor onderzoeksverslaggevers zijn deze claims het begin van een journalistiek proces. Als minsters zeggen dat er niets aan de hand is, is dat voor verslaggevers een gegeven, maar voor onderzoekers een vraag. Schande!, scandeert Omtzigt. Maar dan gaat hij voorbij aan het feit dat de affaire wel is opgepakt en – uiteindelijk – RTL en Trouw de claims zijn gaan onderzoeken. Vanaf een afstand zou je kunnen redeneren dat die claims daarvoor eerst in het publieke domein terecht moesten komen – geen onderzoek zonder verslaggeving. Dat de toeslagenaffaire niet eerder door Haagse verslaggevers is opgepakt, komt doordat ze een andere epistemologie hebben dan onderzoekers.
Het verwijt van Omtzigt aan de verslaggevers in Den Haag is begrijpelijk, maar gezien hun specifieke epistemologische taak niet geheel terecht. De onderzoekstaak die Omtzigt graag ziet, is namelijk elders belegd, namelijk op de thuisredacties. Die kunnen (en moeten) misschien meer richting Buitenhof kijken; andersom beredeneerd is het niet verkeerd als Kamerleden niet alleen slachtoffers van wetgeving opzoeken, maar ook journalisten die dat kunnen aankaarten. En dat is niet altijd de journalist in de wandelgangen van de Kamer, maar ook, om maar eens een iconisch beeld van de onderzoeksjournalistiek te gebruiken, in de parkeergarage daaronder – in regenjas met hoog opgetrokken revers, kuchend. <<