Hoeveel doe je in het veld voor jezelf (en je eigen lol) en hoeveel (adem) heb je over voor een teamgenoot? Alleen als je de beste conditie op het veld heb, hoef je je over deze balans geen zorgen te maken. Voor alle andere (stervelingen) is het zaak om hier bij elke actie over na te denken: geef je je laatste energie voor een individuele actie of doneer je dat restje aan het collectief? Of, in sociaal-wetenschappelijke termen, hoe ziet het structuur-agentdebat inzake voetbal eruit?
Ik zou tegen alle sociaal-filosofen willen zeggen: kom eens kijken bij een amateurwedstrijd. In een goed team is er consensus, in een slecht team is dat er niet. In een goed team lijkt iedereen veel energie te hebben, al is het alleen maar omdat de juiste mensen op de juiste momenten de juiste dingen doen. In een slecht team loopt iedereen achter zichzelf aan om vervolgens de ander te verwijten niks te doen. U voelt hem, we zijn inmiddels tot dan punt afgedaald; we hebben het alleen nog maar over de ander. Of, preciezer: over wat de ander niet doet.
Hoe dat te doorbreken?
Ik speelde ooit, in een familiaire sessie, complimententikkertje. Best lastig. Je rent achter elkaar aan en als je niet getikt wil worden, moet je de tikker sneller een compliment geven dan z/hij je kan aftikken. Voor gevorderden kan je afspreken dat je steeds een nieuw compliment moet maken. Voor de ver-gevorderden moet dat compliment gaan over iemands karakter en niet over iemands vaardigheid. “Heb je me al weer zo knap getikt”, is dus geen goed compliment. “Je bent de beste tikker hier” ook niet, want dat bewijst alleen maar dat iemand sneller een compliment kan maken dan de tikker kan aftikken – wat een aardige werkdefinitie is van een waardeloze tikker.
We hebben geen tikker, maar kunnen misschien wel een andere variant spelen: de excuus-goal. Betrokkenen wijzen na een tegengoal niet de ander op zijn fouten, maar bedenkt eerst wat z/hijzelf beter had kunnen doen. Dus, een scheldpartij begint niet met “Hé! [NAAM]! Waarom [STOMME ACTIE]!” Maar: “Hé! Ik heb [STOMME ACTIE].” Iets meer agent dus en iets minder structuur. Wat had ik kunnen doen voor jou in plaats van andersom: wat had jij moeten doen voor mij? Meer Kennedy’s, minder Reagans.
Ik interviewde ooit een oud-F16piloot. Elke debriefing van zijn collega’s eindigde met iemand die zijn hand op stak en vertelde wat voor stoms-ie had gedaan. En hoe hij (veelal een hij) dat had opgelost. Er werd gelachen, bij het koffiezetapparaat nog eens een plaagstootje uitgedeeld. Maar alle anderen die hun vinger niet opstaken, waren wel dankbaar – ze hadden wat geleerd van een collega. De ‘blunder’ had hen beter gemaakt. Anders gezegd: hoe minder consensus, hoe vaker de fouten, hoe erger we verliezen, hoe meer we kunnen leren, als er regelmatig mensen bereid zijn om op te staan en de hand in eigen boezem te steken.
Ik denk dat ik de volgende wedstrijd voor de ploeg ga staan en mijn excuses maak: “Jongens en meisjes, sorry! Ik denk dat we de volgende keer geen oefenwedstrijd meer moeten spelen tegen een team dat twee jaar ouder is en voor de helft uit selectiespelers bestaat.” Mijn fout. <<