Wat als de keeper van de tegenstander met een corner naar voren sprint en bijna met zijn hoofd scoort? Wie had hem dan moeten ‘dekken’? Als de tegenstanders als horzels uit alle hoeken en gaten van het veld opduiken, is het bijzonder lastig voetballen. “Volgens mij staan er wel 22 tegenstanders op het veld”, verzuchtte onze linksback in de rust. Toen stond het inmiddels 0-10 en hadden onze tegenstanders dat gevierd met een virtuele kanotoch op de middellijn. Hoe kreeg mijn collega dat voor elkaar – zoveel beweging, zoveel gemak en zoveel kunde in haar team?
Haar geheim: een sterk ontwikkelde woordenschat. ‘Zet vast’, ‘Schuif op’, ‘Storen!’, ‘Pak je man’, ‘Positie’, ‘Snijd af’, ‘Loopactie … Nu!’, ‘Praat!’, ‘Neem over’, ‘Zak in’, ‘Op de man, op die man’, …
De coach van de tegenpartij had een indrukwekkend aresenaal voetbaltermen. Ik hoorde haar, vol bewondering, putten uit een schier oneindig voetballexicon. En niet alleen dat: wat ze zei leek ook verband te houden met wat er op het veld gebeurde. De woorden en acties waren met elkaar verbonden! Ze was een poppenspeelster die haar mannen aan semantische touwtjes over het veld liet zwieren.
Hoe anders was dat bij mij. Als ik mijn verdedigers opriep om de middellijn te bezetten, bleef minimaal de helft staan. Daar was verbaal geen beweging in te krijgen. Mijn rechtsback draaide, op de huid gezeten door een tegenstander, met de bal aan de voet richting goal terwijl ik toch heel duidelijk riep ‘Naar buiten!’. Als ik aan mijn keeper zei dat-ie zijn zestien metergebied moest ‘organiseren’ bij een corner, stak hij beide armen in de lucht: “Hoe dan?” Mijn mid-mid struikelde over de bal toen ik hem toeriep om ‘open te draaien’ en de vrije trap werd, nadat ik ‘RUST!’ had geroepen extra snel genomen. “Dan is de tegenstander nog niet klaar”, aldus de speler die de vrije trap nam.
Tussen mijn woorden en de daden op het veld zat een monumentale disconnect.
Ik was ooit zelf keeper, van zeer twijfelachtig niveau. Ik hield hele knappe ballen wel, maar (veel meer) heel eenvoudige niet. Nadat ik in een wedstrijd weer eens ‘Los’ had geroepen en ook los had gelaten, merkte een teamgenoot op dat mijn woordkeus werkte als een self-fulfilling prophecy: was het niet slimmer om vanaf nu ‘Vast!’ te roepen? Hilariteit alom, maar hij had wel een punt. Voetbal is oorlog, zeker, strategie ook en tactiek. Maar voetbal is ook taal; coachen is zeggen wat anderen begrijpen en kunnen omzetten in een handeling die ze (ook) beheersen. Mijn collega en haar team snapten dat, mijn team nog niet. Dus formuleerde een ambitie voor dit sezoen: balvaardigheid is taalvaardigheid is winst – want winnen en verliezen is soms een self-fulfilling prophecy.