“Wat zeg ik nou! Hé, J.! Je moet K. nooit die uittrap laten nemen! Dat kan die dus niet!” Twee jochies bogen hun hoofd: degene die had geschoten en de fout had gemaakt en degene die niet had ingegrepen. Hoe je met één opmerking het hart van je verdediging de grond in stampt …
De coach van de tegenpartij had er vlak voor de wedstrijd nog zin in, maar na de bewuste uittrap die onze mid-mid oppakte om vervolgens met een steekpass onze spits voor de keeper te zetten (5-0), zakte de moed hem in de schoenen. Hij viel keihard (letterlijk en figuurlijk) twee teamgenoten af bij een stand waar zijn elftal geen verandering meer in kon aanbrengen. Ik schrok er van. Het positieve coachen was even opgedroogd. Ik zat inmiddels in de dug out en zweeg al een tijdje — mijn team had vleugels gekregen. Ik had een brok in mijn keel.
Zo eenvoudig als het is om in een verloren wedstrijd het moment van verlies aan te wijzen, zo lastig is het om aan te wijzen wanneer een team er wel in gelooft. Ze speelden als altijd: slordig, gehaast, ingehouden en losgezongen van hun posities. Toch scoorden ze snel de 1-0 en niet veel later de 2-0. Maar beide goals deden niet iets aanwijsbaars met het elftal. We kabbelden naar de 3-0 en toen … Toen viel me de strijd na balverlies op, werd er doorgejaagd, namen spelers meer tijd voor een afgemeten pass. Gek genoeg speelden we langzamer waardoor het nog beter leek te gaan. Onze rechtsvoor sprintte langs de zijlijn en probeerde de bal voor de goal te krijgen (hij rent best hard!). Ik stond ontroerd toe te kijken.
Toen zag ik het omslagpunt: niet alles lukte, zeker niet. Of, beter: nog steeds niet. Maar bij 3-0 voor werd wel veel meer geprobeerd, zonder dat falen direct werd afgestraft door een snelle tegenstander. En, belangrijker nog, er was zelfvertrouwen om het te proberen. In de rust vroeg mijn voorstopper of hij niet eens mee mocht naar voren. Ja, hij zou op tijd terug zijn in de defensie en met zijn laatste man overleggen hoe de spits van de tegenstander dan op te vangen. Het ging zo goed dat er ruimte ontstond voor tactische voorstellen. Er werd niet gevoetbald, er werd geleerd. Door het team zelf.
Hoe die spirit te krijgen als we die het hardst nodig hebben, namelijk bij een achterstand van 1-0 of 2-0? We leerden van deze winstpot, maar hoe kunnen we leren van een verliespot? Momenteel lees ik Inverting the Pyramid over de geschiedenis van voetbaltactiek. Hoe ontstond de 4-3-3, 5-3-2, 4-2-4 of het WM-model? Ik moest me, gezien de verantwoordelijkheid als coach, toch een beetje inlezen … De belangrijkste les over strategie en tactiek staat op de achterflap, als aanbeveling van de Independent on Sunday:
“A book that is guaranteed to enhance your football watching: your team may still lose, but you’ll have a far better idea why they did.”
Of, andersom: we hebben gewonnen en ik denk te snappen waarom, namelijk door een stevige verdediging die speelt op buitenspel; een hangende spits die geweldig kan voetballen en bij balverlies wel doorjaagt (en daarmee haar teamgenoten stimuleert hetzelfde te doen). Maar bovenal door vertrouwen te geven aan spelers: probeer, faal, leer en snel nog een keer. Kan ze geen vrije trap nemen? Vanaf nu neemt ze alle vrije trappen van links! Schiet in de grond, repareer de fout van een ander, krijg een tegengoal, maar overleg wat er is gebeurd. Voor je het weet ga je met die instelling met 6-0 het veld af. Of, zoals mijn laatste man het na de wedstrijd samenvatte: “Shit, wat ging dit lekker … Deze wedstrijd had ik ook best willen verliezen.” <<
Eén reactie
bedankt voor het compliment papa!