Als het aan het college van burgemeester en wethouders ligt, komen er minder parkeerplaatsen bij te bouwen panden. Prima!, vindt Arjen Liemburg (PvdA). Hij beweert dat Leidenaren met een laag inkomen minder vaak een auto hebben dan Leidenaren met een hoog inkomen. Die stelling klopt in Leiden echter niet: in 51 Leidse wijken blijkt geen verband te zijn tussen inkomen en autobezit.
DE CLAIM // “Drastische en verontrustende zetten’”, noemde Jonathan Provoost (CDA) op Twitter de plannen van het college om bij nieuwbouw minder parkeerplaatsen toe te staan – de zogenoemde parkeernorm. Dat vond Provoost “Weinig welkom in Leiden.” Daarop reageerde Arjen Liemburg (PvdA) direct: “Elke parkeerplaats gaat ten koste van zo’n 10m2 groen. Durf te kiezen! (…)”, en poneerde de stelling “(…) hoe lager het inkomen, hoe minder auto’s”. Die stelling wordt hier gecheckt.
DE CONTEXT // Aanleiding voor het twitterdebat tussen Provoost en Liemburg zijn plannen van de gemeente Leiden om de zogenoemde parkeernorm te verlagen. Parkeernormen zijn bedoeld om het aantal parkeerplaatsen of garages te koppelen aan het oppervlakte, functie en mate van verstedelijking rond een pand. Voor woningen gelden andere normen dan voor winkels, sportzalen of bijvoorbeeld onderwijs- en gezondheidsvoorzieningen en hebben bijvoorbeeld kleine woningen in het centrum minder parkeerplekken dan een winkel daarbuiten. Wie wil bouwen, moet zich aan deze normen houden. En in principe moeten ontwikkelaars op eigen terrein parkeerplaatsen aanleggen. Ze mogen er niet vanuit gaan dat auto’s van bewoners langs de straat worden geparkeerd. Lukt het niet voldoende parkeerplekken te realiseren en het college is daarvan overtuigd, dan mag van de parkeernormen voor nieuwbouw worden afgeweken.
De mate waarin mag worden afgeweken, moet worden vastgelegd in beleid. Het college doet nu twee voorstellen aan de Leidse bevolking voor inspraak. Ten eerste wil het college parkeervergunningen voor bewoners en bezoekers kunnen weigeren, ook als er voldoende parkeerplekken zijn. Dat kan nu niet. Ten tweede moet het vaker en sneller mogelijk zijn om een omgevingsvergunning te verlenen aan bouwprojecten die niet aan de parkeernormen voldoen en dus niet op eigen grond parkeerplekken kunnen realiseren. De gemeente begint, vooruitlopend op de inspraak, al wel met een proef. Nieuwe bewoners van panden op het voormalige veilingterrein van De Raad Vastgoed (Lammenschansweg) en aan de overkant van de Lammenschansdriehoek, krijgen nu al geen parkeervergunning meer.
DE CRUX // Om Liemburgs stelling te toetsen, hebben we het aantal auto’s in 51 Leidse wijken vergeleken met het gestandaardiseerde inkomen van dezelfde 51 wijken (via Leiden in Cijfers). Dobbewijk-Noord en -Zuid zijn daarbij niet meegenomen: ze hebben wel het hoogste gestandaardiseerde inkomen van de stad, maar geen autobezitters. Als het inkomen bepaalt hoeveel auto’s er zijn, dan zouden in armere wijken (met een lager gestandaardiseerd inkomen) ook minder auto’s moeten zijn dan in rijkere wijken. Als dat zo is, is sprake van een ‘correlatie’. Die correlatie kan worden uitgedrukt in een getal: de correlatiecoëfficiënt. Hoe dichter dit getal bij ‘1’ komt, hoe groter de correlatie tussen inkomen en autobezit. In dat geval heeft Liemburg gelijk. Hoe dichter de correlatiecoëfficiënt bij ‘0’ komt, hoe kleiner de correlatie tussen inkomen en autobezit. In dat geval heeft Liemburg dus ongelijk. Uit berekeningen volgt een correlatiecoëfficiënt van 0,22.
DE CONCLUSIE // In een twitterdebat over nieuwe Leidse parkeernormen met Jonathan Provoost (CDA), poneerde Arjen Liemburg (PvdA) de stelling: “hoe lager het inkomen hoe minder auto’s”. Op basis van de berekening van het correlatiecoëfficiënt tussen inkomen en autobezit, moeten we concluderen dat deze stelling niet klopt. In 51 Leidse wijken is tussen beide variabelen geen correlatie gevonden.
Nieuwscheckers (Universiteit Leiden) en het Leidsch Dagblad werken samen om feitelijke beweringen in vergaderingen van de Leidse gemeenteraad te checken. Deze serie is mede mogelijk gemaakt door het Leids Mediafonds en geschreven door Sebastiaan van der Lubben.