En niet alleen vanuit The Oval Office of Trumps slaapkamer (hij deelt het bed niet met Melania), maar ook vanuit geheime kamers in het Pentagon, de kantine van zijn favoriete golfbanen en vanuit de hoofden van direct betrokkenen. De lezer zit zo dicht op de gebeurtenissen dat-ie het gevoel krijgt er direct bij betrokken te zijn. Zonder iets aan de gebeurtenissen te kunnen doen, overigens. Wat het beklemmende gevoel alleen maar aanwakkert. Niks mis met de kwaliteit van het narratief dus, maar wat doet dat met de geloofwaardigheid?
Honderden interviews, evenveel uren aan opgenomen gesprekken. Bob Woodward heeft met assistente Evelyn Duffy (niet op de cover) er alles aan gedaan om een geloofwaardige versie van een chaotisch Witte Huis te beschrijven. Er waren gesprekken met direct betrokkenen die deep background informatie gaven: Woodward mocht met de informatie doen wat hij wilde, als het maar van de persoon werd losgekoppeld. Het resultaat is een kloek narratief van een ontregelende president die door zijn ministers en adviseurs niet al te serieus wordt genomen, was het niet dat hij bij machte is om een flinke stempel op het welzijn van menig wereldburger te drukken.
Woodwards claim dat de loose canon Trump door een groepje insiders op de rails wordt gehouden, lekte eerder al uit naar de opiniepagina van de New York Times. Daar onthulde een niet nader genoemde betrokkene over een verzetsbeweging die de scherpe randjes van Trumps grillen er vanaf probeert te schaven. Die beweging heeft Woodward bij naam en toenaam genoemd: zo verstopte economisch adviseur Gary Cohen het besluit om een handelsovereenkomst met Zuid Korea stop te zetten, weigerde James Mattis (Defensie) om Assad na zijn gifgasaanval ‘om te leggen’ en verstopte presidentieel secretaris Rob Porter beleidsstukken om het Amerikaanse handelstekort te verminderen. Dat alles zeer leesbaar en aantrekkelijk verwoord. En daar zit mijn inziens een probleem met dit boek.
Bladzijden lang citeert Woodward letterlijk betrokkenen bij sleutelmomenten in Trumps presidentschap. Ik had talloze voorbeelden kunnen noemen, maar een ruzie tussen Steve Bannon en (presidentsdochter) Ivanka is exemplarisch. Neem uw voorzorgsmaatregelen want het speeksel vliegt van de bladzijden:
“You are a goddamn staffer!” Bannon finally screamed at Ivanka. “You are nothing but a fucking staffer!” She had to work through the chief of staff like everyone else, he said. There needed to be some order. (…) “I’m not a staffer” she shouted. “I’ll never be a staffer. I’m the first daughter” – she really used the title – “and I’m never going to be be a staffer!” (Woodward, 2018: 145)
Prachtig. Roerend. Emotioneel. Overtuigend. Maar waar? De kadans, de timing van de krachttermen, de botsing van juist deze karakters: dit is literatuur. Woodward zal de feiten hebben opgetekend uit de mond van Bannon, Ivanka of een getuige. Mogelijk is deze passage een reconstructie van alledrie gecombineerd. We weten het niet. Woodward wel. Heel zeker zelfs. Hij zet alles tussen aanhalingstekens en citeert. Dat doen journalisten alleen als ze dat ook letterlijk kunnen optekenen. Heeft hij Ivanka en Steve gesproken? Waarschijnlijk, maar het antwoord op die vraag is verborgen in de diepe achtergrondgesprekken.
Dit enkele voorbeeld, waarvan er vele in het boek zitten, is ook politiek relevant. De letterlijke taal in het Witte Huis heeft in het verleden verregaande politieke consequenties gehad voor het presidentschap. De populariteit van Richard Nixon (er zijn veel parallellen met Trump, ook in de semantiek) dipte stevig toen hij de tapes van stiekem opgenomen gesprekken in het Witte Huis moest afstaan. Deze werden razendsnel letterlijk uitgeschreven en uitgegeven, waarbij het vele gevloek en getier werd weggevlakt. Boekjes vol omissies waaruit bleek dat de president een straatschoffie bleek te zijn. Aanhangers en tegenstanders waren geschokt over de wijze waarop hun president tekeer ging. Dat beeld hielp Nixon niet.
Dat er ook nu zaken in het Witte Huis misgaan, is evident. Dat onderzoeksjournalisten daarover willen berichten, hun taak. De ontmaskering van de macht is een kernwaarde van ons vak. De vraag is steeds met welke retorische middelen journalisten die taak uitvoeren. De gekozen middelen hebben consequenties voor de geloofwaardigheid.
Volgens recent onderzoek van het American Press Institute heeft het publiek moeite met de werkwijze van journalisten, dat wil zeggen: ze snappen niet welke genres journalisten onderscheiden (en dus gebruiken), waarom en onder welke voorwaarden (anonieme) bronnen worden ingezet of wanneer sprake is van een opinie, nieuws of native advertisement. Het tast de journalistieke geloofwaardigheid aan.
In extremis zal het voor mensen lastig kunnen zijn om Fear als een waarheidsgetrouwe weergave van Trumps tirades te lezen in plaats van een politiek portret van een instabiele institutie. Er zijn te weinig slagen om de arm, de zekerheid spat van de bladzijden, de dialogen te mooi om ooit zo uitgesproken te kunnen zijn. Wat niet wegneemt dat het leest als een trein. Want schrijven kan Woodward. En daar zit misschien ook wel een beetje de kneep. Onderzoeksjournalistiek als een roman kan problematisch zijn. En, vind ik, dat is dit boek: problematisch.