Met David McCraw als advocaat heb je op de redactie geen journalisten meer nodig. McCraw is de advocaat van de New York Times. De krant publiceerde een tijd geleden een artikel over twee vrouwen die beweerden onheus door Donald Trump te zijn bejegend. De presidentskandidaat eiste dat het stuk werd teruggetrokken. McCraw antwoordde dat niet van plan te zijn. Dat antwoord is nu al een iconisch en leverde duizenden e-mails op:
The essence of a libel claim, of course, is the protection of one’s reputation. Mr. Trump has bragged about his non-consensual sexual touching of women. He has bragged about intruding on beauty pageant contestants in their dressing rooms. He acquiesced to a radio host’s request to discuss Mr. Trump’s own daughter as a “piece of ass.” Multiple women not mentioned in our article have publicly come forward to report on Mr. Trump’s unwanted advances. Nothing in our article has had the slightest effect on the reputation that Mr. Trump, through his own words and actions, has already created for himself.
Daar zit geen woord Spaans bij. In een podcast van de krant legt de advocaat uit waarom hij de brief met opzet zo onjuridisch heeft geschreven: zonder voetnoten, zonder verwijzingen naar andere, vergelijkbare zaken, zonder jargon. McCraw wilde niet alleen een punt maken bij de advocaat van Trump, maar ook bij het publiek. Uiteindelijk schrijven journalisten voor de burgers van Amerika, daar moeten presidentskandidaten zich, in beginsel, niet mee bemoeien. McCraw gaat in de podcast uitgebreid in op zijn lezing van de vrijheid van meningsuiting in relatie tot smaad.