Etniciteit, de organisatiecultuur op de redactie, blinde ambitie en collectief falen. We zoeken naarstig een verklaring voor de omvangrijke journalistieke fraude van Perdiep Ramesar. En waarschijnlijk is die het gevolg van een combinatie van factoren.
Persoonlijke ambitie zonder kritische begeleiding leidt tot hoogmoed. Ramesar Perdiep, lezen we in het rapport van Myjer en Smit, had de nodige begeleiding toen hij Van het AD op de Trouw-redactie kwam. Tijdgebrek, reorganisaties, isolement: hij moest het al snel zelf uitzoeken. Als hij leverde, werd alleen bij het koffiezetapparaat gefluisterd over de kwaliteit van zijn werk. Dodelijk natuurlijk, want bij het koffiezetapparaat is niemand verantwoordelijk. Dus bleef Perdiep schrijven over een groot sociaal probleem: de multiculturele samenleving. Actueel, stipt en treffend tekende Ramesar de verhalen op die Trouw siert.
Je moet niet alles kapot willen checken, hebben ze bij de krant gedacht. Dat isolement is mijn inziens de omstandigheid waardoor Perdieps ambitie de dief van de waarheid werd. Verantwoordelijkheid neem je, zeker, maar je houdt mensen ook verantwoordelijk; toch de essentie van de journalistiek. Bij twijfel niet plaatsen en dat is 126 keer wel gebeurd. Hoe kan dat toch? Een inventarisatie van ‘verklaringen’.
De massale verontwaardiging jegens het gebruik van anonieme bronnen is volgens Chris Aalberts op The Post Online nogal inconsistent. “(…) in politiek Den Haag komen anonieme bronnen aan de lopende band voor en doet niemand daar echt moeilijk over, maar als je als journalist op straat verslag doet van allerlei gebeurtenissen of interviews houdt met gewone burgers, zijn die anonieme bronnen plotseling problematisch geworden want ‘niet-traceerbaar’.” En als het bronnengebruik van Ramesar is de belangrijkste reden om 126 artikelen terug te trekken, dan heeft niet alleen de reportage-journalistiek een probleem; de journalistiek maakt altijd al gebruik van anonieme bronnen, aldus Aalberts.
Aalberts krijgt bijval van Arnold Karskens. Het valt Karskens vooral de ‘selectieve verontwaardiging op’ van alle media die die nu Ramesar aanpakken, maar zelf moeiteloos embedded gaan bij Defensie: ‘diefstal van de waarheid’ noemt Karskens dat. “Ramesar eruit? Prima! Maar die collega’s zouden dan ook moeten opzouten en hun reportages verwijderd. Eerlijk is eerlijk.”
Robbert Barcuh zoekt een verklaring voor Ramesars gedrag in de ijzeren wetten van de medialogica, waaraan ook journalist niet kunnen ontsnappen. Natuurlijk zal het onderzoek van Trouw leiden tot nieuwe en strenge regels op de redactie. “Maar ik betwijfel of journalisten in staat zijn hun eigen rol ter sprake te brengen als het gaat om het doorbreken van de ijzeren ring van de medialogica: nieuws wordt nieuws als het nieuws was, en grote verhalen creëren andere grote verhalen.” De essentie van het probleem ‘Ramesar’ zijn niet de verzonnen bronnen, maar dat “onzorgvuldigheid in dienst stond van de wens van de krant om nieuws te maken en voor ophef te zorgen, in plaats van nieuws te beschrijven, ophef te voorkomen en begrip te bevorderen”.
Tofik Dibi vreest, net als Baruch, dat journalisten niet uit de ijzeren greep van hun eigen logica kunnen ontsnappen. Het oud-kamerlid van GroenLinks tekent op: “De kwestie Ramesar gaat niet over één fantast, maar over vele, namelijk media die wat betreft de multiculturele samenleving met elkaar wedijveren om ophef. Ramesar is – al is hij primair zelf verantwoordelijk – één van de tragische gevolgen daarvan.” Trouw vroeg, Ramesar draaide, voegt Dibi daaraan toe. De krant wilde smeuiige verhalen uit de multiculturele samenleving en kreeg ze ook – op een presenteerblaadje.
Marianne Zwagerman is het niet met Dibi eens – zij zoekt de oorzaak van de kwestie niet in de reorganisatie van de krant (zoals het onderzoeksrapport volgens haar wel doet), maar in de etniciteit van de redactie: “Er wonen een miljoen moslims in Nederland, maar redacties hebben geen kennis van de culturen die we binnenhaalden. Ramesar was de knuffelallochtoon van Trouw. Collega’s die al langer aan hem twijfelden durfden het niet te zeggen. Je zou eens politiek incorrect zijn. Dan maar liever nakakelen.” Eindelijk, dachten ze bij Trouw, een minderheid die de straat op durft. Laten we hem nou niet te hard aanpakken. Zwagerman krijgt bijval van hoogleraar journalistiek aan de UvA, Mark Deuze.
Zijn opinie in NRC behoefde net zo’n lange bijlage op zijn blog. Van enige afstand bezien is deze affaire in te bedden in een macroscopische context, namelijk dat “de journalistiek ook het domein van een beperkte maatschappelijke elite is die door de eigen homogeniteit zichzelf en elkaar de maat niet meer neemt. Dit komt vooral tot uitdrukking in de veelal krampachtige manier waarop met de multiculturele samenleving wordt omgegaan – zowel binnen de redactie als in het nieuws.”.
Hans Laroes legt de link tussen cultuur en het gebrek aan kritisch vermogen. In zijn commentaar als voorzitter van de Raad voor de Journalistiek verklaart hij de affaire als volgt: “Essentieel zijn de passages in het rapport van Myjer en Smit over de cultuur op de redactie. Die komt in mijn ogen naar voren als vrijblijvend, weinig kritisch, weinig professioneel in de zin van dat men elkaar hard en helder de maat neemt. Eerder leek er sprake van een non-interventiebeginsel: als jij niet over mij begint, dat zeg ik niets over jou.” En met die houding gebeuren er ongelukken.