Het is een goede serie die Carola Houtekamer en Freek Schravesande voor NRC (Next) maakten over de Spoorwijk in Den Haag. Ze doken dagen achtereen de wijk in en spraken er bewoners over hun leven en samenleven. Het stuk over die serie op De Nieuwe Reporter is onthullend en zegt meer over de staat van de Nederlandse journalistiek dan over de Haagse wijk.
Mij was de serie ook al opgevallen. Na de eerste aflevering (er verschenen er negen) was ik fan. Direct. Na twee aflveringen wilde ik weten waarom. OMdat er eindelijk twee journalisten waren die de wijk ingingen. Die voor mij, krantenlezer, wel die koffietentjes bezochten en met de bezoekers spraken. Ik was fan omdat Houtekamer en Schravensande er waren. Geen analyse, maar een reportage. Kortom: het wat – het waarom mocht ik zelf invullen.
Bij de vijfde aflevering besloop mij een triets gevoel. Ik waardeerde, tussen al die andere intelligente stukken, wat journalistiek eigenlijk vermag: de kracht van de zwakke link tussen verder losstaande netwerken. Ik ken niemand in de Spoorwijk, maar ik heb wel het NRC. Houtekamer en Schravesande legden tussen mij en die wijk in negen afleveringen een link. Ik kreeg een doorkijkje in een onbekende wereld.
Je zou kunnen stellen dat dat de taak is van de journalistiek. Er zijn, verslag doen en werelden laten zien waar ik nooit kom. Blijkbaar, concludeerde ik na de serie, is dat zo bijzonder dat het mij is opgevallen.