LEIDEN – Met slechts ‘zes’ zetels in de gemeenteraad zal de oppositie een nieuwe strategie moeten zoeken om het college van burgemeester en wethouders weerwerk te leveren. En daar kan de Leidse bevolking een grotere rol in spelen.
Mart Keuning maakte tijdens een korte schorsing ruim drie weken geleden, een snelle rekensom: 39 zetels in de gemeenteraad. Twaalf daarvan in de oppositie, waarvan er drie (Leefbaar Leiden en Partij voor de Dieren) hun eigen specifieke dossiers hebben waarop ze sturen, maar ook ook veel dossiers laten liggen. Blijven er welgeteld negen zetels over die het college over de gehele breedte probeert te controleren.
Van die negen zetels vertrokken Pieter Kos en Stéphanie Bakker van GroenLinks en (per 1 september) oud-wethouder Jan-Jaap de Haan van het CDA. Stuk voor stuk raspolitici met jaren ervaring. Negen min drie is zes: zes ervaren oppositiezetels in de Leidse raad, terwijl van het vorige college al wat lijken uit de kast zijn gevallen. Denk daarbij aan het tekort op de begroting en de problemen rondom het Aalmarktproject. En dan wacht ook nog de grootste operatie in het openbaar bestuur – het overhevelen van zorgtaken richting gemeente.
Natuurlijk nodigt de coalitie iedereen uit om structureel met het college mee te denken. Sterker: daar is met het bestuursakkoord voor getekend. Maar wat is die handtekening waard? Zolang de sfeer in het college van burgemeester en wethouders goed blijft, is er geen enkele reden om het draagvlak van beleid in de raad verder uit te breiden.
Overmacht
Dus zal het aankomen op politieke ervaring om vanuit de gemeenteraad toch een voet tussen de deur te krijgen. Kleine stapjes, slimme zetten, uitstekend op de hoogte zijn van spelregels en de tactische mogelijkheden die zij bieden. Maar die ervaring is dus vertrokken.
Het zou dan ook een strategische blunder zijn om vanuit de raad oppositie tegen het college te voeren. De numerieke overmacht is te groot. Om een kans te maken een politieke stempel op de stad te drukken, zal de oppositie dus andere manieren moeten vinden. Dat kan door meer uit de stad te halen: geen politieke, maar maatschappelijke oppositie. Niet vertrouwen op het spel binnen het stadhuis, maar vanuit de maatschappij doorgeven wat er in de stad gebeurt en moet gebeuren. Leefbaar Leiden doet het met de moskee aan de Ter Haarkade, de Partij voor de Dieren doet het met natuurgebieden in en rond Leiden en de ChristenUnie doet het met huisjesmelkers.
Twee oppositiepartijen missen nog een duidelijk speerpunt uit de stad. Het CDA moet nog wennen aan de nieuwe rol in de oppositie; er vallen nog iets te veel lijken uit hun kast – genoemde problemen zijn immers mede veroorzaakt door het college waar zij aan deelnamen. GroenLinks is nog te druk zich te hergroeperen nadat de top vertrok. GroenLinks zal zich op de natuurcamping opnieuw moeten uitvinden. De christendemocraten hebben dat al zo vaak gedaan dat ze daar een woord voor hebben: herbronnen.