Het uitbreken van de financiële crisis is toe te schrijven aan good old greed. Bankiers die zichzelf verrijkten over de ruggen van willoze slachtoffers die met complexe financials een rad voor ogen werd gedraaid. Dat vonkje werd een vlam, de vlam een steekvlam en voor we er erg in hadden, vielen er banken om. De steekvlam werd een veenbrand en iedereen kreeg een haal over de neus. Iedereen? Nee, behalve de financiële pers. Niemand hield de waakhonden van Wall Street verantwoordelijk voor wat er is gebeurd. En van hen is trouwens de lezing dat hebzucht de motor achter de crisis is.
En bij die lezing kan je vraagtekens zetten.
Zeker na lezing van Journalism, het wetenschappelijk tijdschrift over journalistiek; zeg maar de Nature voor media studies. Het februari-nummer is in haar geheel gewijd aan de crisis. En dat is smullen. Wetenschappers onderzoeken de relatie tussen bronnen en verslaggevers in de wereld van de haute finance (‘too close for coomfort’ – Paul Manning), de kritiek-glijdt-van-ons-af-houding van de New York Times, MarketWatch en TheStreet (‘Ook wij wisten van niets’ – Nikki Usher) en journalisten als veroorzaker van paniek in de markten (‘nieuws over de crisis werd crisis-nieuws – Kleinneijenhuis e.a.).
Het gaat te ver om hier precies samen te vatten wat er in Journalism staat. Vaststaat dat (bijna) alle onderzoekers aandringen op a) transparanter werken en b) meer differentiatie van bronnen. Journalisten houden niet alleen hun netwerk binnen de financiële wereld angstvallig tegen de borst, dat netwerk blijkt uit de studies in Journalism ook nog eens zeer eensluidend en beperkt. Kritische geluiden dringen er nauwelijks toe door. En dan gebeuren er ongelukken. Niet alleen omdat bankiers hebberig zijn, ook omdat journalisten erbij hebben zitten slapen. Een thema dat verdieping vraagt. Vandaar een korte serie over de financiële crisis en de journalistiek: Tandeloze waakhonden worden wakker in een vreemde wereld. Volgende week deel 1: Bronnen. <<