Twitter is ideaal om bronnen te benaderen (en soms te verleiden) om hun zegje te komen doen in persoon. Hoe eenvoudig is de vraag een tweet nog eens mondeling toe te lichten niet gesteld? Precies! Dus word mijn werk als lokaal radiomaker er met diverse sociale media een stuk makkelijker op. Totdat ik merkte dat er soms zand in de raderen zit. Een goede bron geeft zijn expertise uit handen aan iemand die er niets van afweet, maar wel het woord mag voeren. Kortom: degene die twitter is niet altijd degene die het woord over het onderwerp mag voeren. Daardoor ontstaan verschillen tussen de bronnen die je wilt hebben en de bronnen die je krijgt.
Voorbeeld: iemand twittert iets heel positiefs over zijn/haar instelling (waar gebeurd). Mooi nieuws, dus nodig ik via twitter direct uit om in de studio eens langs te komen. We dm’en wat heen en weer, we wisselen telefoonnummers uit en … voila!, daar gaat de telefoon. Of ik contact wil zoeken met ‘Communicatie centraal’. Want dat is beleid. De woordvoering over het getweete onderwerp ligt op een centraal niveau, ver van de dagelijkse werkelijkheid die ik zo graag op de radio wil brengen. Begrijpelijk; zo zijn nu eenmaal de regels. Maar ‘centraal’ weet niets over het onderwerp en wie iets over het onderwerp weet, mag blijkbaar niets zeggen.
Catch 22.
We zijn dus weer terug bij af: gedresseerde professionals die de woordvoering over hun expertise uit handen geven aan … ja, aan wie eigenlijk? Met een groot verschil: we weten nu wie die inhoudelijke experts zijn. Als de officiële woordvoering er een potje van maakt, zoeken we gewoon weer contact bij degenen die er wel verstand van hebben. En dat doen we niet keurig in de coulissen van de journalistiek, maar en plein public – in volle glorie en naaktheid. Name and shame dus. Ik heb nog geen nadelige gevolgen van de coup d’etat van de woordvoering mogen proeven; ik heb het item afgeblazen bij gebrek aan gesprekspartner die echt iets kon zeggen. Kill your darlings. <<