Glenn Greenwald (The Guardian) heeft een mooie scoop. Greenwald is columnist over veiligheid en vrijheid in de Britse krant en dook in een wel zeer intieme samenwerking tussen columnist Mark Mazzetti (New York Times) en CIA-communicado Marie Harf (met dank aan @WvanCleef).
Wel karrenvrachten documenten naar Hollywood-regisseurs sturen, maar journalisten verbieden om ze te publiceren; Obamaians houden zeer strict de regie over het verhaal van de standrechtelijke executie van Osama Bin Laden. Liever dan de ware toedracht over de raid hebben spin doctors een helden epos. En precies over die hypocrisie – wel informatie geven aan regisseurs, weigeren en onmogelijk maken voor het journaille, lekken om het imago van de president zo vlak voor de verkiezingen nog eens op te poetsen – wilde de Amerikaanse journaliste Maureen Dowd (New York Times) een column schrijven.
U kunt begrijpen dat de CIA daar de nodige buikpijn van kreeg. Geen probleem. Hoofd-communicado van de geheime dienst Marie Harf heeft een wel heel direct lijntje naar NYT-columnist Mark Mazzetti, de nationale veiligheids-expert van Amerika. Harf bevroeg Mazzetti over de column en Mazzetti koppelde keurig terug: “My sense is there a very brief mention at bottom of column about CIA ceremony, but that [screenwriter Mark] Boal also got high level access at Pentagon.” Niets aan de hand. En mocht Harf nog even willen kijken – minuten later volgde een eerste versie van Dowds kritische column. Inclusief een begeleidend schrijven waar Harf zich blijkbaar niet aan heeft gehouden(zie afbeelding).
So what?!, zou je kunnen denken. Naar Nederlandse begrippen, is mijn ervaring, is deze innige samenwerking schering en inslag. Er vinden nauwelijks publicaties plaats zonder dat van te voren druk tussen belanghebbenden is afgestemd. Niet bij columns, zegt u? We moeten inderdaad een onderscheid maken tussen Nederlandse en Amerikaanse columns. Die laatste kloppen en hebben meer weg van de Nederlandse nieuws-analyse dan de Nederlandse columns; toch vooral persoonlijke beslommeringen tegen een decor van zure observaties over de Ondraaglijke Grijsheid van Ons Bestaan.
In een land waar elke komma onder het vergrootglas ligt (waarover moet je anders al die blogs vullen) en persvrijheid in graniet is uitgehouden, is deze mailwisseling tussen Mazzetti en Harf buitengewoon pijnlijk. Pijnlijk omdat het niet alleen iets zegt over Mazzetti als veiligheids-expert (hij zit op schoot bij Harf, blijkbaar. Hoe betrouwbaar ben je als gedetacheerde woordvoerder van veiligheid dan nog? ), maar ook over het proces van nieuwsgaring. En, zeer waarschijnlijk, niet alleen de nieuwsgaring bij de New York Times, maar bij alle media in Amerika en daarbuiten.
Deze affaire toont aan dat nieuws geen product is van vrije, autonome en objectieve nieuwsgaring, ingegeven door journalistieke (lees: persoonlijke) nieuwsgierigheid en relevantie, maar een ondoorzichtige en rommelige co-productie tussen direct betrokkenen; in dit geval een columniste die van niets wist (Dowd), een collega die haar stukken voor publicatie nog even in week legt (Mazzetti) bij een goed-functionerende communicado, dat dan weer wel (Harf). Nieuws is een proces. En vaak ook nog eens een ondoorzichtig proces van onderhandeling, een gunfactor en soms een hele domme actie. Of, zoals Greenwald concludeert:
From “All the news that’s fit to print” to “please delete after you read” (…) that’s the gap between the New York Times’s marketed brand and its reality.
Hulde. Voor Greenwald, dat is. <<