De afgelopen dagen vlogen de analyses van het Nederlands elftal ons om de oren. De meeste ‘analyses’ zijn volgens mij oncontroleerbaar. De meeste analisten hebben ook nog eens ongelijk gekregen met hun gezeur over Huntelaar, Van Persie en Van der Vaart/Van Bommel. Bert van Marwijk stelde ze op en verloor van Portugal. Geen van de commentatoren bood zijn excuses aan. De avond na de wedstrijd glipten ze als palingen in emmers snot. Logisch, want hoe kunnen we staven wat voor de wedstrijd allemaal zeiden?
Oud-voetballers (Van Hanegem bij VIOranje) pruttelen wat tegen statistieken. Dat is allemaal onzin!, oordeelde de man die voor het laatst in 1978 naast de hoofdprijs greep (en dat is heel lang geleden). Terwijl daags voor de start van het toernooi nog een prachtige Andere Tijden Sport aantoonde dat cijfers er wel toe doen. Het Soviet-elftal uit 1988 (verliezend finalist) bouwde het team op door kwaliteiten van spelers uit te drukken in getallen – kwantificeerbaar te maken dus. Je kreeg een onvoldoende omdat het meetsysteem dat zei. Niet omdat, at face value, je aardig stond te ballen.
Dat laatste, at face value, is de grondstof voor Nederlandse voetbal-analisten die altijd hun gelijk lijken te kunnen halen. Niemand die ze met enig gezag kan wijzen op foute redeneringen. Ik vrees (uitdaging en experiment) dat elk redelijk intelligent script dat bestaat uit de meest gebruikte clichés niet van een echt intelligente analyse is te onderscheiden. Populair gezegd: ze lullen maar wat. Voor de kat zijn viool. We hebben de statistieken keihard nodig om aan het geouwehoer tegenwicht te bieden. Zou dat kunnen? Alstublieft?
De data is er namelijk wel. Het EK Lab is een eerste stap op weg naar objectiveren van de praatjes om de vaak. Het gaat nog knullig en geforceerd, maar de cijfers vinden langzaam hun weg richting kijkers. Nu nog een tweede laag over een voetbalwedstrijd – een laag cijfers. Cijfers waarmee ook wij de wedstrijd kunnen interpreteren en we niet overgeleverd zijn aan de analyses van Jan-en-alleman. Als een vorm van journalistiek zich leent voor schaamteloze kwantificatie, dan toch de sportjournalistiek. Daar valt tenminste te scoren … <<