Een Belgische zaaltvoetballer vertelde mij dit weekend over een prachtig voorbeeld van zelfregulering. Hij speelde al jaren in een zaalvoetbalcompetitie. Zonder scheidsrechters. Problemen losten de spelers onderling op. Met één belangrijk stok achter de deur: na elke match, zoals de Belgen zeggen, gaven de teams elkaar een fair pley score. De teams die aan het eind van het siezoen onder een bepaalde waarde zwakten, werden door de bond voor de daaropvolgende competitie niet ingedeeld. Ze mochten, bij gebrek aan fair play, niet meer meedoen. Een mooi model:
- Je kan aan de scores aflezen hoe een team zich ongeveer gaat gedragen. Het heeft dus een voorspellende werking. Wie laag scoort, zal wel harder/gemener/scherper voetballen;
- Je kan als bond de grens van het toelaatbare, uitgedrukt in een score van alle tegenstanders, verschuiven. Kortom: je hebt een objectief criterium voor in- en uitsluiting;
- De scores geef je aan de voetballers zelf – de subjectieve beleving van een match (hard, maar sportief) word in de scores meegenomen. Extremen middelen zich dus uit.
- Je kan het scoreverloop van teams in kaart brengen en extra belonen.
Ik zie kansen voor Nederlandse amateurteams. Ik heb zelf op zeer bedenkeleijk niveau gespeeld. Zonder scheidsrechters ook. Zoals, volgens mij, de emeste Nederlandse amateurvoetballers. Juist op dat niveau gebeuren de vreemdste dingen. Een fair play score zou een goed instrument zijn om zicht te krijgen op de speelwijze van amateurs en om als Bond op die spelwijze te sturen.