Ik ben geen filmman. Ik blijf thuis voor een James Bond en vindt Steven Seagal een goede acteur. Dat is triest. Laatst heb ik voor het eerst The Big Lebowksi gezien – twaalf jaar nadat de film in 1998 uitkwam. Ik heb er vreselijk om moeten lachen. Voor mij een geslaagde komedie, voor filmliefhebbers een cinematografisch hoogtepunt. Dat terzijde.
Een film blijft me de rest van mijn leven bij. Niet vanwege de film, maar vanwege het boek dat er aan ten grondslag ligt – het ultieme bewijs dat de filmkunst geen zelfstandig leven beschoren is. Tenminste, de Nederlandse filmkunst dan. Bekijkt u de lijst Nederlandse inzendingen voor de Oscars maar eens – er prijken vele, vele boekverfilmingen op. Twee van de vier nominaties die we ooit kregen, waren verfilmingen van boeken (Turks Fruit in 1973 en De Tweeling in 2003). En we wonnen met De Aanslag in 1986 en Karakter elf jaar later. Trek zelf uw conclusies, de mijne luidt dat ook voor de film geldt dat het origineel beter is. Maar dat terzijde.
Mijn film is One Flew Over The Cuckoo’s Nest – naar een boek van Ken Kesey – met Jack Nicholoson, Jessica Flethcer en een onherkenbare Danny DeVito. Een politiek pamflet met lagen over de revolutionair McMurphy, het gezag in de persoon van zuster Ratched en de geinstituionaliseerde patienten. De afdeling is niets minder dan Plato’s grot, McMurphy het losgebroken individu dat terugkomt en vertelt dat er buiten een echte wereld is. En rond het vuur zitten de patienten zich af te vragen of deze man gelijk heeft. Of niet. Zijn verhalen zijn prachtig, het gezag voelt zich getart, maar niemand heeft een ijkpunt om te checken of het allemaal wel klopt.
Wat volgt is een strijd – niet om de waarheid, maar om de werkelijkheid. Een werkelijkheid zonder medicijnen, een werkelijkheid van menselijke waardigheid. Enfin, u moet het boek, net als ik, zelf maar een een keer of tien lezen. Of de film zien. Want de verfilming van het boek benaderde de film die ik van boeken maak – de beelden die tekst in mij oproept, schoten voorbij toen ik One Flew Over The Cuckoo’s Nest zat te kijken. Een laag miste echter in de film – een essentiële concessie, mijn inziens.
In het boek vertelt Big Chief het verhaal. Maar waarom zouden we hem geloven? Hij is niet voor Jan Lul gehospitaliseerd in een psychiatrisch ziekenhuis. Wat als McMurphy door hem is gefantaseerd – de Socrates van Plato, de Don Quichot van Cervantes, de Jezus van Paulus? Het maakt niet uit – dan nog is het karakter van McMurphy, waarmee het trouwens slecht afloopt, kijkt u zelf de film, zo sterk, dat we hem MOETEN eren. De man die soms opstaat en het systeem doet wankelen – de ware revolutionair, de held by default. Omdat hij ook niet anders kan en het systeem ook niet anders dan zijn kop eraf slaan. Mijn held. Daarom een ode aan hem, die eenzame Street Fighting Man. <<