In deze tijden bankier zijn is geen pretje. Klem in de hoek waar de klappen vallen besluiten Europese regeringsleiders de staatsschuld van Girekenland neer te slaan op hun portefeuille. Trouw berichtte vanochtend dat de banken zelf bereid waren veertig procent van de het bedrag kwijt te schelden, Duitsland eist zelfs zestig procent. De onderhandelingen van staten over de bijdrage van de private sector zijn begonnen, zonder dat zij zijn uitgenodigd voor het gesprek, trouwens. Wrang. Je kan banken veel verwijten (en dat moeten we ook blijven doen, al is het alleen maar om ze scherp te houden), maar niet de staatsschuld van een land. Daaraan hebben ze part nog deel.
Terecht wees Boele Staal, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken, er op Radio 1 op dat (nog) meer geld symptoombestrijding is. Europa ligt onder vuur niet vanwege te weinig cash, maar gebrek aan vertrouwen in (Zuid-Europese) economieën. Sterker, dat zij Staal trouwens niet, hoe meer geld in het noodfonds, hoe groter dat wantrouwen in de Eurozone. Je richt zo’n fonds immers op omdat er iets aan de hand is en de hoogte van het bedrag is daardoor een prachtige indicator voor de ernst van het probleem. En in de commentaren lijken zich twee oplossingsrichtingen uit dat probleem uit te kristalliseren: een politieke en technocratische.
De vraag rijst of een sterkere politieke unie (meer macht naar Brussel) het huidige probleem (gebrek aan vertrouwen in Eurozone) kan oplossen. Behoedt een federale staat (naar Amerikaanse leest) Europa van diepe economische crises? Nee, natuurlijk. Ook in een federale staat kan ‘het’ flink misgaan. En ook dan kan de politieke situatie zo complex zijn dat een snelle oplossing, noodzakelijk om de markt binnen bord te houden, even op zich laat wachten. Je hoeft maar over de Atlantische Oceaan te kijken om te zien wat er nu in de States gebeurt. Republikeinen en Democraten zijn er verwikkeld in een verlammende politieke strijd. En ook een sterkere politieke unie zet de politiek niet buitenspel.
Naast deze politieke deus ex mechanica is er ook een technocratische deus ex mechanica: we vliegen het IMF in om de Europese problemen op te lossen. Alleen dan kan het vertrouwen in de Eurozone worden hersteld, bepleitte Arnoud Boot, gisteren in Nieuwsuur. Geen vreemd idee van een econoom. De technocratische oplossing heeft echter wat politieke haken en ogen.
Ten eerste is de kans klein dat Europese staten wel macht afstaan aan het IMF, maar niet aan ‘Brussel’ en hun nationale banken. Ten tweede: waarom zou het IMF (optelsom van de wereld) wel slagen in een opdracht waar zeventien lidstaten niet uitkomen? Ten derde: de kritiek op de saneringsdrift van het IMF elders in de wereld (na de Argentijnse en Aziatische crisis) is fors. En juist de angst voor de pijn van saneren laat alle leiders naar het station staren in de hoop dat daaruit een eenvoudiger oplossing neerdaalt. Dat kost stemmen.
Misschien schuilt een oplossing in de band met de private sector – maak een stabiele eurozone het belang van de markt. De banken gaven zelf aan veertig procent van de Griekse schulden kwijt te willen schelden. Herstel in Europa is ook hun belang. En hoe groter dat belang, hoe bereidwilliger de markt om mee te werken. Misschien is het helemaal net onverstandig om de markt aan te laten schuiven. Ze krijgen ten slotte ook de rekening gepresenteerd – no taxation without representation was de basis van de Amerikaanse revolutie. Misschien moet Boele Staal iets luider solliciteren in Brussel. Geen zeggenschap? Geen geld. <<