Ik ben twee keer gastdocent Politieke wetenschappen aan de Universiteit Leiden geweest. Tweemaal gaf ik Inleiding politicologie (voor intimi: Marsh & Stoker, brrrr) aan eerste jaars studenten. Een pittig vak over epistemologie en ontologie, over nieuw en klassiek institutionalisme, over feminisme en de relatieve genderidentiteit. Enfin: voor frisse VWO’ers met een dosis geschiedenis (veelal Wereld Oorlog II) of klassikaal krantlezen bij Maatschappijleer onder de bezielende leiding van een overtuigd GroenLinks-raadslid, geen sinecure. Beide keren vroeg ik de groep of zij op basis van mijn lessen konden achterhalen a) op welke partij ik stemde en b) van welke partij ik lid was.
Aan het eind van de werkgroepenreeks scoorde ik de antwoorden op het bord. Tot mijn grote opluchting kwamen alle partijen aan bod. Velen hadden in de weken dat ik ze les gaf geleerd dat lid zijn van een partij en er voor stemmen niet per se hetzelfde hoeft te betekenen. Zij spreidden hun ‘stem’ en gaven twee partijen op. Ik maakte een mental note van deze slimkezen – handig bij het afronden van tentamencijfers. De mini-enquete was voor wetesnchap dat mijn voorkeur mijn lessen niet kleurden.
En dat is nog maar de vraag bij mijnheer Buruma. De symboliek waarmee hij uit de PvdA stapte stuitte bij links op verzet (gezwicht voor een schreeuwende minderheid die alleen maar wil rellen) en was afgedwongen door rechts. Beide zijden van het politieke spectrum (mijn excuses aan Pellikaan, politicoloog te Leiden die geen één, maar tweedimensionaal politiek spectrum passender vindt) gaan na het afscheid van Buruma uit Nijmegen en de sociaal-democratie weer over tot de orde van de dag.
Ze vergeten echter één prangende vraag te stellen: Buruma kan weliswaar uit de PvdA vertrekken, maar is de PvdA ook uit Buruma verdwenen? Nee, natuurlijk. De richting van het verband is, zoals ‘Miko’ op het blog Geen Commentaar terecht opmerkt niet politieke partij –> persoon, maar andersom: persoon –> politieke partij. Buruma bezuinigt op zijn lidmaatschap, maar blijft natuurlijk sociaal-democraat in hart en nieren. En als de PVV consequent is, pakt ze nog even door. De conclusie die Miko aan zijn zeer terecht analyse verbindt, is echter twijfelachtig.
Nederlandse rechters laten zich niet beïnvloeden door hun politieke overtuigingen. Rotte appels en dwalingen heb je overal, maar over het algemeen zijn er vrij weinig aanwijzingen dat rechters willekeurig maar wat aanrommelen en doen wat hen politiek het beste uitkomt.
Beïnvloeding kunnen we niet uitsluiten door een lidmaatschap op te geven. Schijn voorkomen is al helemaal onmogelijk. Want, merkt Folkert Jensma terecht op
… over de schijn gaan per definitie de anderen.
En die schijn zit diep bij Buruma – hij heeft zijn verleden tegen. Dat is niet uit te poetsen – het heeft hem de uitzonderlijke kwaliteiten gebracht die we we nu hij rechter is ook willen aanwenden. Maar met het opzeggen van het lidmaatschap zijn we er natuurlijk niet, zoals het verstommen van de discussie doet vermoeden. Het hoofdstuk Buruma is niet gesloten, maar geopend. Nu moeten we nog bezien hoeveel ‘PvdA’ in zijn bijdragen aan de uitspraken doorsijpelt. Ik zeg niet dat het gebeurt, alleen onderzoek kan aantonen hoe en wanneer het gebeurt. En met dat onderzoek kan Buruma het alleen maar mee eens zijn. Hij was zestien jaar lang onderzoeker in Nijmegen. En ook daar behouden ze na kritische reflectie het goede. <<