We hebben het liever klote dan dat we niet weten hoe klote of goed we het eigenlijk hebben, concludeerde econome Carol Graham na onderzoek. Toen de Dow Jones in 2008 hard onderuit ging, zo ook het geluk onder Amerikanen. Eenmaal op een lager niveau en enigszins stabiel, herstelde het Amerikaanse geluk (in tegenstelling tot de Dow) weer tot het oude niveau van vóór de crisis (zie grafiek).
Grahams bevindingen hebben consequenties voor beleid. Hoewel, en dat is erg fijn, ons persoonlijke aanpassingsvermogen voorkomt dat we onder zware omstandigheden doodongelukkig door het leven gaan, accepteren we daardoor op collectief niveau onacceptabele (levens)standaarden:
While this capacity to adapt may be a good thing from the perspective of individual psychological welfare, it may also result in collective tolerance for conditions that would be unacceptable by most people’s standards. This may help explain why different societies tolerate such different norms of health, crime, and governance, both within and across countries. Without understanding these norm differences, it is very difficult to craft policies to improve health, living conditions, and governance structures.
Graham noemt dit het happy peasant and unhappy millionaire’s probleem. Een arme boer in India kan buitengewoon gelukkig zijn, gezien zijn positie en mogelijkheden ten opzichte van zijn buren. Een stinkend rijke CEO kan buitengewoon ongelukkig zijn gezien zijn relatieve positie ten opzichte van een andere CEO’s. Graham merkt op dat geluk blijkbaar relatief is (geen nieuw inzicht), maar ongeluk ook een stimulans kan zijn om een individuele economische positie te verbeteren. De CEO doet dat, de Indische boer niet. En dat verklaart de verschillende, economische posities tussen beide: geluk stopt een ontwikkeling, we zijn tevreden. Ongeluk motiveert een ontwikkeling: we willen beter en meer. <<