Tussen Den Haag en Europa gaapt een democratisch deficit, zoals Wouter van Cleef afgelopen donderdag al uitstekend analyseerde in NRCNext. Hij zette mij aan het denken. Die kloof heeft een strategische waarde voor ambtenaren en ambitieuze bewindspersonen. Ze kunnen er handig gebruik van maken. Als de parlementaire route over het Binnenhof om welke reden dan ook is afgesneden, kan de route via Brussel uitkomst bieden. Terug in de Kamer is het slikken of slikken. Want wat op Europees niveau zwaar is bevochten, zeggen bewindspersonen dan, kan nu toch niet zomaar worden afgeschoten? Het kan toch niet zo zijn dat we vanwege de Nederlandse politieke verantwoording de Grieken aan hun lot overlaten?
Op lokaal niveau gebeurt precies hetzelfde. Bovengemeentelijke samenwerkingsverbanden moeten de coördinatie van beleid dat over de gemeentegrenzen gaat vereenvoudigen. En ook hier hebben strategisch onderlegde ambtenaren met ambitieuze wethouders het makkelijker dan de controlerende raadsleden. Wat in het regio-overleg met moeite is binnengehaald, mag toch op een donderdagavond in de Raadszaal niet sneuvelen? Dit beleid, horen we wethouders pleiten, is niet aan de gemeente alleen – we moeten dealen met de buren. En dat betekent compromissen sluiten. Vertrouw mij nu maar dat het goed komt, hoor ik ze zeggen. En dat is ook het enige dat de volksvertegenwoordiging rest: vertrouwen.
Door steeds verder naar boven te kijken, hollen we lokale en nationale politieke verantwoordelijkheid uit. Het argument dat een moeizaam behaald compromis niet kapot moet worden geamendeerd door (amateurs in een) controlerend orgaan is daar debet aan. Daarbij komt dat die moeizaam bevochten compromissen op die hogere niveaus vaak het resultaat zijn van ambtelijke voorbereidingen en de persoonlijke fine tuning van ministers of premiers. Kortom: een klein groepje specialisten bekokstoven een akkoord waar voor de symboliek de politiek leiders nog eens een handtekening onder zetten. En helemaal aan het eind komen de volksvertegenwoordigers.
Ik wil dit fenomeen de afstempeldemocratie noemen. En dat is funest voor de kwaliteit van de besluitvorming. Kunnen al die volksvertegenwoordigers er dan wel een oordeel over vellen? Is de materie niet veel te complex voor al die amateurs? Inderdaad, ze missen de specialistische kennis die ambtenaren wel hebben, maar dat betekent niet dat ze nutteloos zijn. Domme vragen bestaan niet en als ze er al zijn, dwingen ze tot heldere antwoorden. En dat vereist beheersing van de materie – nog nooit een straf geweest voor direct betrokkenen. Een oplossing voor het democratisch deficit in de afstempeldemocratie heb ik niet, zorgen maak ik me wel. Lijkt me dus een mooie uitdaging voor juristen: hoe krijgen we meer ‘volk’ in volksvertegenwoordiging? Succes! <<