Tijdens mijn vakantie kwamen de Geallieerde landingen in Afrika, Italië en Normandië in aanraking met de kopzorgen van Amerika’s fine fleur van de haute finance. Voor de camping bij Calais had ik slechts ruimte voor twee boeken: Jonathan W. Jordans Brothers, Rivals, Victors. Eisenhower, Patton, Bradley, and the partnership that drove the Allied conquest in Europe en Andrew Sorkins Too Big To Fail. Inside the battle to save Wall Street. Ik heb de (slechte) gewoonte om boeken niet serieel, maar parallel te lezen (parallel reading om een term te coinen). Dat leidt vaak tot onvoorziene dwarsverbanden. Nu ook.
De overeenkomsten tussen de problemen van Amerika’s CEO’s van Lehman Brothers, AIG, de Federal Reserves en het stelsel van Amerikaanse centrale banken enerzijds en de strijd tegen Hitler Duitsland in Afrika en Europa anderzijds zijn opvallend. Zowel de Geallieerde generaals als de bankiers hebben te maken met de a) werkelijke gang van zaken die hen grotendeels overkwam, b) de strategie om grip op de situatie te krijgen, c) de uitvoering daarvan en d) de (publieke) opinie die hen daarover oordeelt. Zo algemeen geformuleerd geldt dat voor alles en iedereen, verschil met al die anderen, zijn de (fout)marges. Die zijn, voor soldaten als bankiers, heel erg klein.
Opvallend is ook de overeenkomstige, haast universele reactie op grote fouten die generaals en top-bankiers toch maken. Zo blijft Dick Fuld (CEO van Lehman) lange tijd in een pijnlijke state of denial als zijn bank hard onderuit gaat. Terwijl zijn imperium om hem heen langzaam wordt ontmanteld door toezichthouders, collega-bankiers en beleggers in shorts, zoekt hij naarstig naar een koper voor zijn failliete boedel. Hank Paulson (Centrale Banken) verzint nog een list door een overname door het Britse Barclays mede te laten financieren door de grootste spelers op Wall Street, maar stuit op Brits verzet. Labour-minister Alistair Darling wil de ‘Amerikaanse kanker’ niet in zijn financiële stelsel importeren. Het redden van Lehman, en later AIG, zijn veldslagen – inclusief het slaapgebrek en het slechte voedsel. Toeval? Ook in het Europese, militaire theater ligt een Brit dwars.
Montgomery (‘Monty’ voor intimie – en dat waren er heel weinig) vluchtte in 1944 in Arnhem naar voren toen hij maar geen doorgang wist te forceren in het Noorden van Europa. Zijn strijd om commandant te worden van de grondtroepen had hij (twee keer) verloren van Eisenhower die zelfs dreigde zijn functie neer te leggen als de Brit (preciezer: Noord-Ier) er niet mee ophield. Monty’s ambitieuze plan om die doorbraak toch te forceren, was dan ook mede bedoeld om zijn blazoen enigszins op te poetsen.
Het plan (MARKET/GARDEN) behelsde een contingent para’s die bruggen over de Rijn bij Nijmegen en Arnhem veilig moesten stellen terwijl Amerikaanse legers zijn linker flank zouden verdedigen. De aanval mislukte kansloos. Toch bleef hij Patton en Bradley via Eisenhower de les lezen. Patton verkeerde zelf trouwens ook in een onaangename staat van absolute ontkenning toen hij dreigde ontslagen te worden nadat hij in Italië twee Amerikaanse militairen met shell shock de tent uit had geslagen. Ze zouden zich aanstellen. Bradle, op zijn beurt, schatte lange tijd de ernst van het Ardenneoffensief te laag in (er was in zijn ogen geen militair doel met het offensief te bereiken) en Eisenhower vervreemde zich steeds meer van zijn generaals door op zijn beurt Monty te lang een hand boven het hoofd te houden. Ontkenning van de feiten dus. En dan gebeuren er vreselijke ongelukken. Zowel op het strijdtoneel als bij een bank.
De grootste overeenkomst tussen de bankiers in problemen en de generaals-in-oorlog is wel de krachten die het kost om verschillende partijen – ook al komen de belangen nog zo sterk overeen – op één lijn te krijgen. Iedereen op Wall Street was het er over eens dat een bankroet Lehman Brothers meer kwaad deed dan een Lehman Brothers dat overeind werd gehouden. De concurrenten waren zelfs bereid diep in hun eigen buidel te tasten om zo Fulds kindje te behouden. Sterker: toen de verzekeringsgigant AIG in de problemen kwam, was de Republiekeinse regering Bush jr. tot een bailout bereid – feitelijk ‘nationaliseerden’ ze een bedrijf. Ongekend. En ook van die noodzaak was iedereen doordrongen. Net als het verslaan van het Nazisme. Aan die noodzaak twijfelde geen generaal – cynisch gezegd: zelfs Monty niet. En toch, toch druipen beide boeken van de conflicten die door het gedeelde belang maar niet worden onderdrukt.
Dus komt het aan op de uitvoering. En daarin verschilt het redden van een bank niet ze heel veel met het uitvoeren van een strijdplan. Gebogen over stafkaarten of balansen, de druk van binnen en van buiten, de persoonlijke kinnesinne en de kracht om over je eigen schaduw heen te springen, de list en bedrog … het verschilt niet zo gek veel. Hoewel: als een bankier van Lehman na 24 uur na de zoveelste vergadering roept er niet meer tegen te kunnen, bijt zijn baas hem toe: ‘Je stapt uit een Mercedes bij de Feds naar binnen. Het is niet dat je een landingsvaartuig verlaat en Omaha Beach op loopt. Je moet dit wel in perspectief plaatsen!’
De doden, daar zit een wezenlijk verschil. Die vielen in Europa. Niet in Amerika. Inclusief Patton. Hij reed zich, na de capitulatie, tijdens een tochtje, op weg naar de fazantenjacht helemaal te barsten tegen een legertruck. Hij overleed in de armen van zijn vrouw die hij twee-en-een-half jaar niet had gezien. En dat is dan weer een overeenkomst. De bankiers zien hun vrouwen ook nooit. Want thuis waren ze nooit: de snelle jongens van het snelle geld. Ook niet toen er koppen moesten rollen. Wat dan weer het grote verschil is met de generaals – zij legden, na de oorlog, allemaal verantwoording af. <<