De verdachte is Tweede Kamerlid en ja, er is een debat over de vrijheid van meningsuiting. Inderdaad: het OM wilde niet vervolgen en de media-aandacht zou groot zijn. Allemaal waar – maar dat rechtvaardigt nog niet de collectieve kramp waar de rechtspraak in een zelf-evaluatie over het proces-Wilders nu in schiet.
Op 2 oktober 1951 zond de Nederlandse televisie Stichting (NTS) een monoloog uit van staatssecretaris Cals. Hij luidde de geboorte van de Nederlandse televisie in. En sinds mensenheugenis is de Nederlandse rechtspraak (in principe) openbaar. Wie beide feiten combineert, leest het vluggertje Evaluatie van de organisatie van de strafzaak Wilders door de commissie Meijerink toch als een antagonistische poging overeind te blijven in het zo diffuse medialandschap. Het ademt de overtuiging dat rechters, de rechtspraak en de -organisatie verrassingen (waarvan de enorme mediadruk eigenlijk de grootste blijkt te zijn) kunnen counteren door alles vooral goed voor te bereiden.
De aanbevelingen om tot zo’n strakke organisatie te komen, zijn to-the-point: een betere voorbereiding, meer gecentraliseerde persvoorlichting, stukje volksverheffing (wat is dat: wraken?), de ‘noodzaak om publicitaire tegendruk te geven voor het geval de media onjuist, onkundig of onevenwichtig publiceren’ over alle facetten van een zaak, betere presentatievaardigheden voor rechters, voldoende menskracht op afdelingen communicatie. ‘Amsterdam’ maakt zich op voor een paradigmawisseling. ‘ Het klassieke, afstandelijke sturingsmodel is (…) niet meer toereikend.’ Wilders toont aan dat alles anders moet.
Wat een onzin.
De idee dat je mediaverassingen kunt counteren door er een goede organisatie tegenover te zetten, is maar deels waar. Het geldt namelijk alleen voor de toegankelijkheid van informatie, de transparantie van het proces en de deskundigheid van betreffende rechters. De kramp waar Amsterdam nu in schiet, leidt tot micormanagement van professionals die straks niet meer weten wat ze wel en niet mogen of kunnen doen. Zo rept de notitie bijvoorbeeld over een betere voorbereiding van rechters op de ‘mogelijkheid dat haar optreden jegens procespartijen ter zitting door derden kon worden geduid als politieke vooringenomenheid’. Dat kan altijd gebeuren – de vraag is of dat erg is (het is immers niet de interpretatie van de rechters, maar van derden) en, belangrijker nog: kan je er wat aan doen?Ja!, roept de notitie. Nee!, luidt natuurlijk het antwoord.
Amsterdam schiet niet alleen in een evaluatieve kramp, ze organiseert ook de volgende. In het beste geval gaan rechters straks uitstekend en ontspannen om met camera’s en journalisten, wellicht gaat dit ten koste gaan van de kwaliteit van de rechtspraak. Die valt en staat niet met de presentatietechnieken van rechters, de kennis van het Grote Publiek over de ins-and-outs over wraking, over de uitleg van allerlei technische aspecten van de rechtspraak of nog meer (landelijke) voorlichters. Dus geen verder onderzoek of vluggertjes als deze, maar meer praktische tips voor een optimale relatie tussen recht en media. En accepteer dat rechters en journalisten zo hun eigen logica hebben. Sites als deze proberen al een brug te slaan.
Laat dat nou niet over aan professionals. Alsjeblieft. <<