Alle Wikileaks documenten hebben één ding gemeen: ouderwets handwerk maakt van het ruwe materiaal begrijpelijk nieuws. Journalisten leveren daarvoor de context – zij het behoorlijk eenzijdig.
Maandenlang wroetten honderden journalisten bij Der Spiegel, El Pais en The Guardian door de duizenden documenten die Wikileaks hen gaf. Ze kregen, onder embargo, inzicht in de cables van Amerikaanse diplomaten en mochten naar hartenlust citeren. Bij het verschijnen van de eerste batches hadden ze hun artikelen af. Saillante details (karakterschetsen van wereldleiders) en nieuws (China ziet wel wat in het opdoeken van Noord Korea) domineerden de berichtgeving.
In Nederland mocht de Volkskrant melden dat Katwijk op de Amerikaanse lijst van kritische infrastructuur stond. Het vriendelijke vissersdorp blijkt met een transatlantische communicatiekabel aan Amerika vast te zitten. Wat als Al Qaida die kabel nu eens doorknipte? Dat liever niet. Ergo: Katwijk op de lijst. Mocht de pleuris uitbreken, dan landden Amerikaanse special forces bij een gebouwtje (weten we eigenlijk al waar dat precies staat – mooie klus voor lokale media) om het met man en macht te verdedigen.
Kennis die er dankzij Wikileaks niet zou zijn. Of toch wel?
Wat alle documenten met elkaar verbindt, is de pijn en moeite die journalisten er in steken om er nieuws uit te halen. Het is geen toeval dat de duizenden documenten eerst naar kranten zijn gegaan, voordat het grote publiek mocht grasduinen. Het zou echt wonderbaarlijk zijn geweest als Assange – wereldlek – de stukken zodra ze vrij kwamen direct aan het publieke domein had geschonken. Nu laat hij liever de framing van de de cables over aan professionele journalisten met dito media. Doe zoemden eerst in op de wereldleiders, pas daarna op de wereldkwesties. Het blijven journalisten, ook al krijgen ze uniek materiaal.
Dat is een logische keus. Want zonder enige context is er aan de mailtjes geen staart vast te knopen. Tuurlijk, het leest lekker weg. Het geeft toch het gevoel in het dagboek van broer, zus of geliefde te zitten neuzen, op zoek naar … naar wat eigenlijk? En al neuzend stuit je soms op juweeltjes, soms zelfs hoge-school-journalistiek. Zoals de beschrijving van een huwelijk in Dagestan of, zoals reeds gezegd, een karakterschets van Sarkozy. Foreign Policy maakte een handig lijstje met de hoofdrolspelers en verschafte, zoals media moeten doen, de context waarbinnen de berichten te begrijpen zijn. Dat is wat anders dan een geheel nieuwe relatie tussen staat en pers.
Wikileaks versnelt het proces van openbaring. Dat is ontegenzeggelijk waar. Nieuwe media drukken de communicatiekosten. Maar dat is, ten opzichte van klassieke media, geen kwalitatieve slag, zoals Marc Deuze in Trouw beweerde, maar een kwantitatieve slag. Er kan meer met minder, zeker, maar er kan door internet niet beter door minder (of meer). Daarvoor blijven, ook nu weer, klassieke media noodzakelijk. Die trappen trouwens wel in één hele grote valkuil. De observaties die nu uitlekken zijn maar een deel van het verhaal. De cables zijn van Amerikaanse diplomaten. Dat maakt het materiaal even uniek als beperkt. De wereld is volgens mij nog altijd groter dan het State Department. Groter ook dan Wikileaks. Wat dat betreft is de berichtgeving behoorlijk eenzijdig. <<