De politieke en economische crises van Groot-Brittannië zijn voor één partij al lastig genoeg om op te lossen. Tenminste, dat bewees dertien jaar Labour. Geen wonder, luidt een aantrekkelijke conclusie, dat de uitkomst een coalitieregering is.
Verkiezingsuitslagen zijn notoir moeilijk te interpreteren. Eén stem is immers volstrekt nutteloos en krijgt pas betekenis als we alle stemmen die zijn uitgebracht op een grote hoop vegen. Dat is in de UK gedaan en de uitkomst is (voorspeld en) verwarrend: niemand heeft een absolute meerderheid, de Torries hebben de meeste stemmen en zetels, Labour verloor er minder dan velen dachten en de LibDems wonnen minder dan zij hoopten. De verklaring dat de Britten dit wilden en bewust hun risico hebben gespreid door Westminster op te schepen met een coalitieregering, is aantrekkelijk, maar onzinnig.
Als stijlfiguur is een coalitie als uitdrukkelijke wens van het Britse electoraat natuurlijk handig. In tijden van crisis heeft de UK eerder coalities gehad. De roerige jaren zeventig (opstand in Noord-Ierland en binnenlands terrorisme, diepe economische en oliecrisis) is een voorbeeld en ook tijdens de oorlogsjaren deelden partijen de macht. Zo bezien is het niet vreemd dat tijdens de huidige economische crisis en (buitenlands)terrorisme, plus frauderende parlementsleden (bonnetjesaffaire), plus een wankele troon die gebukt gaat onder een opvolgingscrisis van heb ik jou daar en, om het af te maken een oorlog in Afghanistan en Irak, het electoraat het ook niet meer weet. Ze spreekt geen duidelijke voorkeur uit en stuurt de drie belangrijkste hoofdrolspelers met de opdracht naar de koningin om het vooral samen te doen.
Een aantrekkelijke lezing. Maar, zoals gezegd, onzinnig natuurlijk.
‘Het’ electoraat bestaat niet. Wie Labour stemde, zou die partij waarschijnlijk graag in de regering hebben gezien. Net als aanhangers van de Conservatieven en LibDems alleen hun voormannen uit de voordeur van 10, Downingstreet zien lopen (je zou er trouwens de overbuurman van zijn, altijd die journalisten op je stoep). Het electoraat is geen wezen met een ziel – het volk is geen mensachtige die aanstuurt op het delen van macht of juist niet. Er is geen hogere macht die gegeven de Briste problemen op deze uitkomst hoopte. Kiezers stemmen om hun eigen redenen en soms komt de uitkomst overeen met individuele wensen. Vaak ook niet. Tussen die ene stem en de regering die iedereen krijgt, zitten stappen waar niemand invloed op kan uitoefenen. Je stemt wel, maar nergens echt voor.
Maar wie het zo academisch benadert, kan nooit meer leuke stukkies schrijven. Dus na deze relativerende opmerkingen snel weer terug naar ons homocentristische wereldbeeld waarin de uitslag van een verkiezing wel degelijk een signaal van individuele kiezers is. Want wie dacht klaar te zijn met de politieke strijd in de UK, kan zijn borst nat maken. Nu begint de enige echte politieke strijd, namelijk die om het volk. Wat wilde ‘het’ electoraat met deze uitkomst? De leider die deze vraag het best beantwoord, mag verhuizen naar of blijven wonen in 10, Downingstreet. Er is wel gekozen, maar eigenlijk ging dat helemaal nergens om. <<