Mijn oude baas ‘plugde’ mij als journalist met verstand van extreem rechts. Twee van zijn studenten zoeken snelle input voor een paper en kwamen bij mij uit. Ik ben de beroerdste niet – ik ken die vervelende opdrachten die je van belangrijker zaken houdt. Ik heb trouwens lesgegeven over politieke theorie, schrijf wel eens wat in Trouw over TON en PVV. Dan ben je al snel deskundig. Zelfs voor een hoogleraar. En hun vraag, wat ik van het verschil tussen het TON-falen en het PVV-succes vind, boeit. Ze mogen bellen.
Ik ben trouwens niet geïnteresseerd in de individuele prestaties van Verdonk of Wilders, maar de deining die zij in hun politieke omgeving veroorzaken. Waarom heeft de gevestigde orde zoveel moeite met uitdagers van het systeem? Drie antwoorden: de claim van het volk, het exclusieve recht op duiding en de toegang tot (nieuwe) media.
1. Populisten, vindt Ruud Koole, hoogleraar politieke wetenschappen, is een combinatie van anti-politiek (het afzetten tegen de politieke orde) en de claim op het volk (de unciteit van de volksvertegenwoordiging). Nu zijn niet alle uitdagers van het systeem populisten, maar populisten dagen wel altijd het systeem uit. Afzetten tegen de bestaande orde is een voorwaarde om in een politiek bestel door te dringen. Er moet een punt zijn waarop nieuwe partijen zich kunnen onderscheiden van oudere partijen. Ook niet populisten doen dat.
Afzetten is dus een noodzakelijke, doch geen voldoende voorwaarde om populist te zijn. De nieuwe partij moet ook het volk claimen. De leiding moet claimen de enige partij te zijn die het volk echt vertegenwoordigt. Dat kan een oude partij niet zomaar doen. Als het goed is doen ze dat namelijk al. Populistische partijen zijn populistisch omdat ze zich verzetten tegen de gevestigde orde uit naam van het volk. Dus ook de SDAP in den beginne? Jazeker! D66? Idem dito! PVV en TON? Jip! Nixon een populist? Ja. Obama dan? Ook Obama heeft populistische trekjes. Waarover meer.
2. Voor de gevestigde orde is een claim op het volk lastig. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Als ik het volk claim, kunnen mijn tegenstanders ook wel claimen, maar dat is alsof twee kleuters ruzie maken om hetzelfde autootje. Je moet je er bijna bij neerleggen, zo lastig is een claim te counteren. Bestrijd je de claim, dan ben je een trieste reactionair. Bestrijd je de claim niet, dan gaat iemand anders met jouw volk er van door. Da’s een lastige spagaat – je doet het nooit goed. Veel gevestigde politici verzuchten dat ook.
3. Op zich kan je aan een claim nog wel een retorische draai geven. Lastiger is het als je geen exclusief recht meer hebt op de duiding van die claim. Als je merkt dat concurrerende verklaringen van die claim net zo gretig aftrek vinden als die van jou. Als je de claim niet meer kan aanvallen, omdat mensen die je ongelijk geven net zo goed gehoord worden. De minster-president, daar luisterden wij naar. De arts, wetenschapper (denk aan de Mexicaanse griep), de politieagent. Kortom: het gezag, daar discussieerde je niet mee. Dat waren excellenties of in ieder geval mannen (zelden vrouwen) van statuur. Plots worden ze wakker en lezen in hun krant, zien bij hun omroep, merken in hun club dat de oppositie of oppositionele ideeën zich niets meer aan dat gezag gelegen laten. Hun exclusieve recht op hun analyse (“Meneer de Minister, zegt u het maar. We vallen u niet in de rede.”) is voorgoed verdwenen.
4. Ook dat zou nog wel meevallen. Oppositionele gedachten zijn toch welkom – dat scherpt toch onze geest? Een lastig congres, debat of gesprek – toe maar. Dat is democratie nu eenmaal. We kunnen ons er niet voor verstoppen. Lastig is het als al die meningen en meninkjes toegang hebben tot al die media. Als de massa wordt bestookt met massa’s meningen en analyses. Als er geen duidelijkheid meer is, als iedereen van alles kan vinden en de technologie heeft om het rond te schreeuwen. Hard, hoorbaar, zichtbaar. Als de gevestigde orde de claim op het volk verliest, dat niet meer exclusief mag duiden in media waar ze tot voor kort exclusief toegang toe had, dan zijnd e poppen aan het dansen. Als ministers ingezonden brieven moeten schrijven om over het voetlicht te komen, dan organiseren ze het zelf wel. En dat zien we precies gebeuren. Media van de staat. Om het volk te behoeden voor dwalen. De overheid wil dat volk terug!
Ergo: Op zich zijn geen van de drie factoren geïsoleerd genoeg om de grip op een uitdager van het systeem te verliezen. Maar wie er in slaagt (PVV doet dat volgens mij) deze alledrie te combineren, is een happy camper. Die gooit hoge ogen bij verkiezingen. Hij is een alternatief voor ‘Den Haag’, kan in de politieke communicatie concurreren met de gevestigde macht en heeft toegang tot (nieuwe) media om heersende opvattingen aan te vallen. En precies dat maakt Obama dus een … populist! Het kan verkeren. <<